vrijdag, november 30, 2007

Guyana besteedt de bescherming van zijn tropisch woud uit aan Groot-Brittanië


Het Engelstalige 'Caraïbische' land in Latijns-Amerika Guyana is het enige land op dat continent dat lid is van het Britse Commenwealth. Guyana lanceerde onlangs een interessant voorstel: ze willen een belangrijk regenwoud onder beheer brengen van een industrieland (bij voorkeur de UK), tegen betaling, om het permanent te beschermen. Dit in het kader van de klimaatonderhandelingen. Het gaat om het gebied rond Iwokrama. Dit is interessant, want er is behoefte aan nieuwe manieren om het bos in het zuiden te beschermen. 20% van de wereldwijde uitstoot van broeikasgassen wordt immers veroorzaakt door ontbossing. Het voorstel van Guyana zou een interessante insteek voor de conferentie in Bali kunnen zijn.


woensdag, november 28, 2007

Andamanen willen niet langer vakantiekolonie voor ambtenaren zijn

PORT BLAIR, 28 november 2007 (IPS) - Het leek nochtans een goed idee. Om de bevolking van de Andamanen en Nicobaren, een archipel in de Golf van Bengalen, na de tsunami van 2004 aan een inkomen te helpen, begon India massaal ambtenaren op vakantie te sturen naar het tropische eilandenparadijs. De bewoners en ook lokale touroperators zien de Indiërs intussen liever gaan dan komen.

(door Pankaj Sekhsaria)

De Andamanen en Nicobaren zijn bedekt met ongerepte wouden en hebben enkele van de mooiste stranden en koraalriffen op aarde. De eilandbewoners houden zich traditioneel bezig met houtvesterij en landbouw. Hoewel de archipel dichter bij Thailand en Birma ligt, gaat het om Indiaas grondgebied en de Indiase overheid is er ook een belangrijke werkgever.

De tsunami van 2004 bracht de eilandeconomie een zware klap toe. Om de lokale bevolking te helpen begon de overheid met het programma “Vitamin Sea” om meer toeristen te lokken. De cijfers wijzen op een succes. In 2006 bezochten 100.000 toeristen de eilanden en hun aantal wordt dit jaar op 150.000 geschat.

Toch zijn het uitgerekend de mensen die hier hun voordeel bij moeten doen, de eilandbewoners en de lokale touroperators, die op 27 september, Werelddag van het toerisme, in de straten van de hoofdstad Port Blair lucht gaven aan hun ongenoegen. De meeste toeristen zijn Indiase ambtenaren die worden overgevlogen met tien door de overheid gesubsidieerde vluchten per dag. “LTC-toeristen” worden ze smalend genoemd, naar de “leave travel concession”, de vakantie de ze krijgen van vadertje staat.

Volgens de lokale Kamer van Koophandel spenderen de LTC-toeristen weinig geld, maar vormen ze wel een zware last op de watervoorziening en de infrastructuur en nemen ze de plaats in van de commercieel interessantere, buitenlandse toeristen. In de zomer van dit jaar kwam in sommige wijken van Port Blair maar één dag op vijf water uit de kraan. In het nabijgelegen Hotel Megapode werden de gasten vriendelijk verzocht ook hun duit in het zakje te doen Voor hen was er water van zes tot tien, ’s ochtends en ’s avonds.

“De informele toeristische sector kan iets bijverdienen dankzij de LTC-toeristen, maar de professionele privé-ondernemers in het toerisme zien hun inkomsten dalen”, zegt journalist Zubair Ahmed. Sanjay Ray, eigenaar van een hotel op Havelock Island, bevestigt: “De Indiase toeristen leveren ons niets op. 80 procent van onze inkomsten komen van buitenlandse toeristen.”

Niet iedereen vindt dat de overheid fout bezig is. “Ik ben verbaasd door die protesten op de Andamaneilanden”, zegt Nina Rao, een in New Delhi gevestigde experte. “Ik dacht dat iedereen het recht had om toerist te zijn, dat het een democratische verworvenheid was.”

De overheid schijnt begrepen te hebben dat het LTC-toerisme ongewenste neveneffecten heeft. Onlangs weigerde ze de 1,6 miljoen werknemers van de Indiase spoorwegen te laten deelnemen aan het LTC-programma. Tegelijk blijft er een sterke druk bestaan om de toeristische sector uit te bouwen. Als grote voorbeeld geldt het Thaise Phuket, dat slechts 500 kilometer verderop ligt en dat elk jaar een miljoen toeristen trekt.

IPS(MC, PD)

maandag, november 19, 2007

De groene sleutel

In Nederland wordt niet meer gediscussieerd over de vraag of kwaliteitslabels zin hebben om toerisme duurzamer te maken. Daar omarmen ze enthousiast de internationale bedrijfsnorm green key - een keurmerk voor (vooral) ecologisch verantwoord toerisme. 21 hotels, 19 'hostels' en 123 campings hebben 'de groene sleutel' gekregen. In België tot op vandaag slechts 9 campings.

Uit de toelatingscriteria: "voor alle bedrijven geldt dat zij moeten voldoen aan alle verplichte normen en een aantal optionele normen. De verplichte normen zijn basis milieunormen, zoals het registreren en besparen van gas, water en elektra en het verminderen van de hoeveelheid (rest)afval. De optionele normen gaan een stap verder. Hieronder vallen maatregelen zoals het gebruik maken van duurzame energie, milieubewuste schoonmaakmiddelen of het zelf zuiveren van afvalwater." Sociale criteria zijn er helaas niet bij, ook al zijn die in een land als Nederland wellicht minder nodig.

vrijdag, november 16, 2007

Blijf op de hoogte of doe mee!

Wil je op de hoogte blijven van nieuwe berichten op dit blog? Heb je ideeën of ervaringen rond duurzaam toerisme? Kom je regelmatig interessante linken tegen die hier thuishoren? Of wil je zelf wel eens een bijdrage posten?
Het kan allemaal: stuur een mailtje naar de moderator en je krijgt snel een uitnodiging in je mailbox.

Tortugero: Duurzaam toerisme is soms (on)aangename keuzes maken.

Reisbegeleidster Sarah Mouton was tijdens de afgelopen zomer met haar groep in Costa Rica. Eén van de 'must sees' op deze reis is de aankomst van de schildpadden op het strand van Tortuguera. Toen ik er 6 jaar geleden was was de druk van het toerisme ook al heel voelbaar. De nood aan een degelijke omkadering en beheersing van de bezoekcijfers is er alleen maar dringender op geworden...

"In Costa Rica moest een van de hoogte punten van onze reis ‘la aribada’ (de aankomst) van de schildpadden zijn. Dit is het fenomeen waarbij zeeschildpadden ’s avonds en ’s nachts aan land komen om op het strand eerst een kuil te graven en daarna zo’n 100-tal eitjes te leggen, de kuil terug af te dekken en terug te keren naar de diepten van de zee. Ik denk dat iedereen de beelden wel kent van op National Geographic! Dus wilden wij dit ook wel eens live zien."

In het dorpje Tortugero is er een volledig project opgericht om dit bezoek in goede banen te leiden. Hierbij is rekening gehouden met alle betrokken partijen. Alle partijen, dat zijn; de toeristen, de natuur en de lokale bevolking / economie. Er is een systeem opgezet waarbij toeristen in groepjes van 10 personen elk om beurt op het strand mogen om een kijkje te nemen. Je groepje mag pas het strand op als een ranger via een zender het sein hiervoor heeft gegeven. Je groepje moet steeds in het gezelschap zijn van een erkende gids. Er wordt aan veel gedacht, geen witte kledij, geen zaklampen, geen fototoestellen, omdat al deze elementen de dieren in de war kunnen brengen en dus de impact op hun natuurlijke habitat zouden vergroten. Zo zijn ze bijvoorbeeld, door het fotograferen (met flits) letterlijk het noorden kwijt en kunnen zo niet onmiddellijk de zee terugvinden.

Het opwachten van de ‘aribada’ gebeurt eerst met een uitleg over de soorten dieren, hun leefwijze en broedgedrag, het project, hoe het ontstaan en gegroeid is tot wat het vandaag is.
Vroeger kwamen de toeristen ook al kijken naar de aankomst, maar dit gebeurde volledig ongecontroleerd, iedereen liep ’s avonds op het strand en er was geen controle wat er werd gedaan met de beesten of hun nesten (stropers zijn ook vandaag nog een groot probleem – de eieren zouden een bepaalde afrodisiac werking hebben) en zo werd er heel wat schade aangebracht aan de leefwereld van deze schildpadden.
Het bezoek en de gids kosten ons elk 15$ waarvan 30% rechtstreeks naar de logistiek van het project gaat.

Toeristenval

Het klonk allemaal zeer goed, en het leek me een goed evenwicht tussen alles. Ik schrijf ‘leek’, want toen om 21.30 (volgens de gids volledig ongewoon) nog geen enkele schildpad te bespeuren was. Vertelde hij dat we met de boot iets verder moesten gaan tot waar er enkele aan land waren gekomen om hun eieren te leggen. Wat hij er niet bij zei, was dat het om één enkele schildpad ging en dat alle andere bezoekers daar ook aanwezig zouden zijn (ongeveer 200 personen)! Een massagebeuren! De redenen waarom ze dit project hadden opgestart leken leugenachtige beloftes. Het was een onaangename plaats om te zijn en we wilden niet meedoen aan deze opvoering!

Wij waren in de ‘toeristen val’ getrapt! Na de hele vertoning (een stoet van 200 mensen achter één prachtige schildpad die haar weg terug zoekt naar de zee) spraken we met onze gids en uitten we onze verontwaardiging. We hadden liever met pijn in het hart een avond gehad zonder schildpadden dan hieraan te moeten deelnemen. Hij bleef zich maar excuseren dat toeristen als ze betaald hebben écht wel een schildpad willen zien! Hij was net als alle andere gidsen bang voor de ‘slechte’ publiciteit als de toeristen geen schildpad te zien kregen, bang om ons te zeggen dat we ons geld dan niet terug zouden krijgen, maar dat het dan werd gezien als steun aan het project. Bang om zijn inkomsten te zien verdwijnen. Met de groep maakten we hem duidelijk dat het voor ons geen probleem zou zijn, en ook niet voor onze andere groepen, als we ons geld niet zouden terugzien. Alles liever dan dit circus!
Met de groep hadden we de dag daarna nog even een gesprek om na te gaan wat we nu konden doen met onze ervaring, en hoe we dit in de toekomst konden verhinderen. Vandaar dit artikel, met onze boodschap: als je naar de schildpadden gaat kijken doe het via een erkende organisatie of gids. Weet dat er een kans is dat je geen schildpadden zult zien en dat je hiervoor je geld niet terugkrijgt. Maak die keuze, om niet mee te doen met het massagebeuren. Vertel ook vooraf aan je gids dat je dit zeker niet wenst.


Meer weten?
http://www.cccturtle.org/

Sarah Mouton (in naam van de groep)

woensdag, november 07, 2007

Toerisme redder van biodiversiteit?

De Nederlandse uitgeverij ToerBoek uit Leiden is een samenwerkingsverband aangegaan met het Nederlandse comité van de International Union for the Conservation of Nature and Natural Recources (IUCN). IUCN werd opgericht in 1948. Het is de grootste wereldwijde natuurbeschermingsorganisatie en brengt landen, overheden en non-gouvernementele organisaties bij elkaar. UCN NL heeft in 2006 het Engelstalige boek ‘Destination conservation: protecting nature by developing tourism' uitgegeven.


Omdat Uitgeverij ToerBoek de ontwikkeling van duurzaam toerisme van groot belang acht en al diverse titels op dit gebied uitgebracht heeft, is besloten om de krachten met IUCN NL te bundelen. Met deze samenwerking willen beide partijen een breder publiek bereiken. ToerBoek zal daarom de verkoop en distributie van ‘Destination Conservation' gaan verzorgen. Het ‘Destination conservation' laat zien dat in veel gebieden waar de biodiversiteit in gevaar is, toerisme een uitkomst kan bieden. Vanwege de financiële middelen die toerisme met zich meebrengt wordt het vaak gezien als een redding voor de natuur.
Daarnaast zorgt toerisme voor een alternatieve bron van inkomsten voor de lokale gemeenschappen, wat de noodzaak om de natuur te exploiteren helpt verminderen. In dit boek worden deze aannames onder de loep genomen.

Het boek is gebaseerd op de ervaring die opgedaan is in 27 kleinschalige projecten die IUCN NL ondersteunde tussen 2004 en 2006. Het is verkrijgbaar bij de boekhandel of direct te bestellen bij Uitgeverij ToerBoek bv in Leiden (071) 523 67 23 of via www.toerboek.nl.

Informatie
‘Destination conservation'
Kike Olsder e.a.
ISBN: 978-90-75909-17-3
Prijs € 15,- inclusief btw en exclusief eventuele verzendkosten.

woensdag, oktober 24, 2007

Vietnam wil meer toerisme, maar zonder de uitwassen

HOI AN, 23 oktober 2007 (IPS) - Nu Vietnam een groter stuk van de toerismekoek in Zuidoost Azië wil binnenhalen, wordt het geconfronteerd met een al te bekend probleem: hoe kan de lokale bevolking delen in de inkomsten zonder de rust te verstoren waar de toeristen nu net naar op zoek zijn. De kuststad Hoi An was een belangrijke handelshaven tussen de vijftiende en negentiende eeuw en is erkend als werelderfgoed door de Unesco. Nu al trekt de vreedzame en rustige reputatie van de stad jaarlijks zo'n 700.000 toeristen.

Maar met het succes groeien ook de problemen tussen de overheid en de lokale bevolking die brood ziet in de groeiende toeristenstroom. De laatste jaren vinden toeristen immers allesbehalve rust in en rond Hoi An, maar worden ze door opdringerige verkopers voortdurend bestookt met de vraag 'you buy from me?'.

Tran Van Nhan van de toeristische dienst ziet het met lede ogen aan. "Toerisme verandert de mensen geleidelijk, elke minuut, elke seconde. Het ene moment zijn ze gastvrij en vriendelijk, maar een week later zijn ze al heel commercieel ingesteld."

In januari begon de overheid een campagne om het aantal verkopers in en rond de stad te reguleren, maar met wisselend succes. "We wilden ze organiseren, we hadden naamkaartjes," zegt Nhan. "Maar het systeem werkte niet omdat iedereen steeds meer wilde."

Twee maanden geleden werd een tweede poging gedaan, opnieuw zonder succes in de stad zelf. Maar de vrouwen die op het nabijgelegen strand Cua Dai fruit, tijgerbalsem en snacks verkopen, hebben zichzelf wel georganiseerd. Ze hebben beslist dat elke verkoopster slechts één op twee dagen mag werken.

"We doen dit werk niet graag, maar we hebben het geld nodig," zegt één van de verkoopsters. Ze begon toen er nog maar weinig buitenlandse toeristen waren en verkocht eenvoudige zaken zoals noten en rijstpapier aan Vietnamese toeristen. Nu verkoopt ze juwelen aan de toeristen. Op een goede dag kan ze tot 3,5 dollar verdienen.

In tegenstelling tot veel andere toeristische trekpleisters in Zuidoost-Azië is Vietnam grotendeels gevrijwaard gebleven van een van die andere uitwassen van het toerisme: een bloeiende sekshandel. Hoewel de overheid in Hoi An het niet met zoveel woorden wil zeggen, is het verbod op massages duidelijk een poging om een bloeiende seksindustrie te vermijden.

Om hun gasten af te schermen van de opdringerige verkopers, sluiten de vier- en vijfsterrenhotels rond Hoi An hun strand af voor de lokale bevolking. Binnenkort zullen nog meer van dergelijke hotels gebouwd worden. Meer toeristen dus, maar minder plaats voor de verkopers. "We willen duurzaam toerisme en dat is niet makkelijk," zegt Nhan van de toeristisch dienst. "Ook de lokale bevolking moet kunnen verdienen aan het toerisme. Maar de vraag is hoe we mensen kunnen overtuigen dat het belangrijk is om een aangename sfeer te scheppen voor de toeristen."

IPS(JG, JS)

maandag, augustus 27, 2007

Na de tsunami: vissers niet meer welkom

Ilka De Bisschop schreef in de Knack van 9 juli 2007 een interessant stuk over de schrijnende toestand in ex-Tsunami gebied. Iets waar Ranjan Solomon van ECOT anderhalf jaar geleden al waarschuwde. Goed dat dit eens aan bod komt in de vaderlandse pers. Met dank aan Ilka:

Tientallen Thaise kustdorpen die door de tsunami van 2004 werden weggeveegd, worden niet heropgebouwd. In de plaats komen er dure hotels en toeristische infrastructuur. De oorspronkelijke bevolking, veelal armoedige vissers, blijft met lege handen achter.

Steeds meer kust in Thailand wordt ingepalmd door de toeristische industrie. De vissers die in de kleine dorpjes langs de kust wonen, lopen daarbij vreselijk in de weg. 'Dat proces is al een hele tijd aan de gang,' vertelt Hilde Van Regenmortel, de Azië-verantwoordelijke van Oxfam-Solidariteit, 'maar de tsunami heeft het hele probleem in een stroomversnelling gebracht. De vloedgolven hebben hele kustdorpen weggespoeld en projectontwikkelaars en lokale overheden hebben die gelegenheid te baat genomen om de gronden in te palmen. Als de kleine vissers hun grond willen behouden, moeten ze bewijzen dat ze daar vóór de tsunami ook woonden. In een land als Thailand, dat steunt op traditionele gemeenschappen en bijna geen kadastrale administratie heeft, is zoiets bijzonder moeilijk.'

Particuliere bedrijven eisen de grond nu op, vooral de best gelegen terreinen. 'Opeens kunnen die toeristische bedrijven wel een eigendomsbewijs van de grond voorleggen', vertelt Van Regenmortel. 'Die bewijzen komen gewoon uit het niets. Ze kopen ze bij een corrupte lokale overheid of rakelen papieren op van decennia geleden. Zo ken ik een geval van een dorp waar er ooit in de buurt een concessie was uitgeschreven voor de ontginning van een kopermijn. Die concessie was al twintig jaar verlopen, maar dook opeens weer op en werd als eigendomscertificaat aangehaald door een privébedrijf.'

'Zelfs van dorpen die op de kaart vermeld staan, wordt nu gewoon ontkend dat ze er ooit zijn geweest. In totaal zouden zo'n tachtig dorpen problemen hebben om hun bestaansrecht te bewijzen. Ook de Moken of 'zeezigeuners', een etnische minderheid, werden ontheemd. Deze halfnomadische vissers leefden vooral in natuurgebieden van de overheid, die nu worden opgegeven voor de toeristische industrie.'

In totaal werden zo'n 50.000 mensen van hun grond verdreven. Een aantal van hen leeft nu, twee en een half jaar na de tsunami, nog steeds in opvangkampen.

Anderen verspreidden zich over andere dorpen, en sommigen bezetten 'illegaal' hun grond als een daad van verzet. 'De Thai zijn gehecht aan de grond waarop ze al generaties lang wonen', zegt Van Regenmortel. 'Ze geven die niet zonder slag of stoot op. Maar van de lokale overheid hebben ze weinig steun te verwachten. Integendeel, regelmatig krijgen ze te maken met intimidatie door de politie. Ze worden van het terrein gejaagd en gerechtelijk vervolgd. Dan zien die armoedige vissers zich geconfronteerd met het gerechtelijk systeem en dure advocaten van de tegenpartij.'

JURIDISCHE HULP

Op dat vlak proberen ngo's een handje te helpen. 'Die rurale gemeenschappen bezitten geen enkele juridische kennis', vertelt Oy Sirisook van de Sustainable Development Foundation in de Thaise hoofdstad Bangkok. 'Ze kennen de procedures niet, begrijpen het juridische jargon niet. Daarom bestaat onze eerste taak erin om die mensen informatie te geven. We leren hen de werking van het gerecht kennen en stellen advocaten ter beschikking. Daarvoor hebben we juridische centra met vrijwilligers opgericht. We proberen de getroffen vissers ook te helpen om toch een beetje bewijsmateriaal bijeen te schrapen, luchtfoto's waarop de vissersdorpen duidelijk te zien zijn, bijvoorbeeld. Zo proberen we hen toch enige middelen te verschaffen om terug te vechten.'

'Deze mensen willen om emotionele redenen de grond terug waar ze al generaties lang hebben geleefd', legt Oy Sirisook uit. 'Maar bovendien hebben ze de zee nodig voor hun broodwinning. Soms stemmen de bedrijven erin toe om te onderhandelen met de vissers. Dan verdelen ze bijvoorbeeld het terrein.' Maar zelfs wie voorlopig op zijn land kan blijven, leeft daar in erbarmelijke omstandigheden. 'De huizen werden vernield door de tsunami en ze krijgen geen enkele hulp van de overheid om hun gemeenschap herop te bouwen.'

Ilka De Bisschop

zondag, juni 24, 2007

Het onbehaaglijke kopen

Na reeds een maand onderweg in Marokko hebben we onze eerste tapijt gekocht. Het moest ervan komen. Maar het moet gezegd, het is een prachtexemplaar: ongeveer 1,2 op 1,7 meter, met eenvoudige geometrische figuren op een veld van saffraan. Zoals dat vaak gaat verlieten we de plaats waar de koop werd gesloten met een onbehaaglijk gevoel. Waren we tevreden? Waren de verkopers tevreden? Een moeilijke vraag - en één die zich bij ons vaak niet stelt.

De ksar van Tissergate is een wonderlijk labyrint van donkere gangen, hier en daar opgelicht door een felle streep woestijnzon. Een aantal van deze oude dorpen worden nu gerestaureerd, maar de meeste bewoners verlaten de ouderlijke woonvormen om zich te vestigen in nieuwe woonblokken rond de regionale centra. Nochtans zijn de ksars heel efficiënt om de hitte tijdens de dag te ontvluchten. Het is er heerlijk fris tegenover de hitte buiten.

Na wat getreuzel langs onze kant laten we ons overhalen door een lokale gids. Die voert ons onvermijdelijk naar een atelier waar lokale vrouwen tapijten weven. Het is een communaal project dat wordt ondersteund door een Duitse ngo.

De vrouwen spreken geen frans (en waarschijnlijk ook geen arabisch) en Rachid, onze gids, is onze bemiddelaar. Dat is al een eerste obstakel voor onze wantrouwige geest. Ons beslissingsproces is veel te eenvoudig voor hier. Er komt geen onderhandeling aan te pas. Voor ons plakt op elk product een prijs en we hakken de knoop door louter op basis van twee dingen: de prijs en de kwaliteit van het product.

Bij ons is alles aan een product heel kwantificeerbaar: ons consumptiepatroon bestaat doorgaans uit producten van een industrieel productieproces. Dat is het gevolg van de globalisering van de economie en de bijhorende schaalvoordelen voor de bedrijven: dingen worden zo heel goedkoop. Zo goedkoop dat handwerk een onhaalbare kaart is geworden, zelfs in lage loon landen.

Om in een land als Marokko te onderhandelen moet je veel meer elementen mee in rekening brengen dan we gewoon zijn:
- er bestaat geen vaste prijs, die is het resultaat van een onderhandeling die idealiter beide partijen het gevoel moet geven dat ze een goede zaak gedaan hebben.
- in welke omstandigheden is het product gemaakt, hoe zijn de samengestelde delen verzameld, etctetc
- waar wordt het verkocht? Het is een heel verschil tussen een geroutineerde handelaar in de stad en een artisanaal atelier op het platteland.

Onze onzekerheid is er hoe dan ook: krijgen we wel waar voor ons geld? Je bent verplicht te vertrouwen op wat de persoon in kwestie je vertelt. Er is geen glossy folder met professioneel opgestelde promotionele teksten, geen mooie foto's die je doen wegdromen...

We kopen een mooi tapijt maar echt afdingen is er niet bij. Rachid zegt dat het geld recht naar de vrouwen gaat. Hij zegt dat ze weken gewerkt hebben aan het doek en dat je in de stad meer zou betalen. Ik geloof hem wel maar wanneer hij de vrouwen te snel af is door te beloven dat er een foto mag gemaakt worden van de makers bij het weefgetouw dan loopt de onderhandeling mis.

Overigens kregen we van Rachid Laoni nog een mooie wandeling door de ksar en de achterliggende palmentuinen en veel uitleg. Het was de 25 dirham meer dan waard.

woensdag, mei 09, 2007

Creatief toerisme: "alles beweegt, iedereen leert van iedereen"


Cultuur is een belangrijke troef voor een land of regio dat zijn toerisme wil uitbouwen. Maar hoe kan je cultuur gebruiken om toerisme te promoten? En wat is het resultaat - een hopeloze commercialisering? Onderzoeken hebben aangetoond dat cliché-bevestigend cultuurtoerisme de ontwikkeling van een land eerder remt dan stimuleert. Zo heeft de afdeling duurzaam toerisme bij de UNEP (United Nations Environment Programme) het over allerlei negatieve effecten van toerisme zoals commodificatie, standaardisatie en een verlies van authenticiteit. Verder schrijft antropoloog peter burns in zijn boek "An introduction to tourism and anthropology" (p. 115): "The paradox arising from local-global relationships framed only by a profit motive is that they fail to recognize that in the long-term, this one-sided approach, (...), will cause civil society to implode." Moet er nog zand zijn?

De Nederlandse Stichting Bloem pakte het anders aan. Zij lanceerden recent een nieuw adjectief in het snel uitdijende toerisme-jargon: 'creatief toerisme.' Een term die wel eens snel een begrip zou kunnen worden want de idee slaat aan. Stichting Bloem ondersteund lokale kunstenaars en ambachtslui om hun eigen toerismeprojecten uit te bouwen. Zo kan je als toerist cursussen gaan volgen in pakweg het maken van authentieke batik. Wij hadden een gesprek met Yvon Gijsbers, initiatiefneemster.

Hoe is Stichting Bloem begonnen en vanwaar de keuze voor toerisme als middel voor ontwikkeling?
Stichting BLOEM is een kleine stichting die nog maar net bestaat. Het komt erop neer dat ik (alleen ik) stichting BLOEM ben. Anderhalf jaar geleden is BLOEM opgericht, omdat ik toen het besluit nam een vriend op Lombok (Burhan) te gaan helpen bij het verwezelijken van zijn plannen. Ik richtte BLOEM dus op, maakte een website, en vroeg subsidie aan bij HIVOS, die ik ook kreeg. Dat was het begin. Burhan heb ik overigens in 2002 ontmoet toen ik de eerste keer op Lombok was (ik belandde daar tijdens een onbedoelde stop-over, op weg terug naar huis). Zijn plannen om een culturele plek te starten voor dorpelingen en zijn visie op toerisme, sloten precies aan bij mijn ideeen over mooi toerisme & ontwikkeling. We hebben het plan samen uitgewerkt.
Ik heb nooit echt 'gekozen' voor het onderwerp 'toerisme als middel voor ontwikkeling'. Het is zo gegroeid. Als industrieel ontwerper gaf ik theoretische kritiek op ons productie-consumptiesysteem en de rol van de ontwerper daarin, omdat ik zag dat we zo strak denken vanuit ons rationeel-analytische denkkader. Maar daar kwam ik natuurlijk helemaal niet uit. Toen ik veel ging reizen, vond ik in andere culturen zulke andere manieren van denken en leven, raakte ik geinteresseerd in andere wereldbeelden, probeerde ik me in te leven en die te begrijpen. Zo kwam het dat ik me in wilde gaan zetten voor het uitwisselen van wereldbeelden tussen mensen uit verschillende culturen. Ook omdat ik meen dat 'ontwikkelinghulp' twee kanten op zou moeten werken. Van zuid naar noord, en van noord naar zuid. Met BLOEM kon ik allerlei zaken die me boeien samen brengen.

Ik wil graag dat BLOEM gaat groeien. Het onderwerp slaat namelijk zo aan, heeft zoveel potentie en is bovenal zo leuk. Op dit moment ben ik de strategie aan het bedenken die BLOEM van 'vrijwilligerswerk-eenmansinitiatief' moet veranderen in een 'professionele stichting'. Zodat ik, en nog een of twee mensen (betaald en dus voltijds) kunnen werken aan de plannen die ik in het persbericht heb beschreven.

Op welke manier komen jullie toerisme-projecten tot stand? Zetten jullie zelf nieuwe projecten op of gaan jullie met bestaande lokale initiatieven in zee?

BLOEM wil in geen geval zelf projecten opzetten. Het initiatief moet bij de lokale mensen liggen (net zoals dat ging bij LAILA). Het zou leuk zijn, om meer mensen zoals Burhan te kennen (dus lokale, visionaire ambachts/kunstmensen die bovendien betrouwbaar zijn) maar dan in andere landen. Maar die kent BLOEM niet. In de praktijk is het dus het handigst om uit te gaan van reeds bestaande lokale initiatieven. BLOEM is van plan om informatie over bestaande projecten (inheemse kunstenaarsinitiatieven, workshopplekken die niet door westerse mensen zijn opgezet, enz.) te gaan verzamelen. Om vervolgens met een aantal interessante initiatieven te gaan praten en eventueel samen een project op te zetten.

Zoeken jullie actief naar partners in het zuiden met goede ideeën rond toerisme?


Ja dus. Dat willen we wel gaan doen. Want dat is uiteindelijk de beste manier om een mooi project te ontwikkelen (wanneer het initatief volledig bij de mensen daar ligt). Maar het kan ook gebeuren, dat BLOEM lokale kunstenaars of toerisme-organisaties op goede ideeen rond toerisme brengt. Op Lombok, bijvoorbeeld, is er nu een lokale organisatie (een goeie organisatie, die eerder een internationale prijs voor duurzaam toerisme heeft gewonnen) bezig met het ontwikkelen van creatief toerisme naar aanleiding van LAILA. Dat is natuurlijk nog veel mooier.. wanneer BLOEM alleen maar iets hoeft aan te zwengelen (door met enthousiasme een leuk toerisme concept te verkondigen) en de projecten daarna uit zichzelf ontstaan.

In het voorbeeld van het dorp op Lombok gaat het over vakanties voor het hele gezin: is dat belangrijk voor jullie, ik bedoel, kiezen jullie er bewust voor om ook gezinnen met kinderen aan te trekken voor de 'creatieve vakanties' ?

Ik denk dat 'het gezin' een heel geschikte doelgroep is voor creatieve vakanties. Kinderen zijn onbevooroordeeld en staan open voor die creatieve culturele uitwisseling. Zeker in Lombok is het leuk voor het gezin, omdat lokale kinderen daar ook werken. Dat is leuk voor alle kinderen en de ouders. Bovendien neemt het aantal gezinnen dat op verre vakantie gaat volgens mij enorm toe. Dus ook de behoefte aan verre toeristische attracties die leuk zijn voor kleine mensen.
Maar het is niet de enige doelgroep waar BLOEM zich op richt. Er gaat binnenkort bijvoorbeeld ook een pr-mailing naar kunst en vormgeef opleidingen en tijdschriften, om de 'creatieve professionele doelgroep' bekend te maken met creatief toerisme.

De workshops worden gegeven door inheemse kunstenaars - krijgen die lokale mensen opleiding in lesgeven - hoe ziet jullie ondersteuning eruit?
Nee, ze krijgen geen opleiding in lesgeven. De workshops worden soms gegeven door inheemse kunstenaars en meestal door inheemse ambachtslieden. Tot nu toe gaat het geweldig goed, precies zoals het gaat. De mannen en vrouwen zijn erg enthousiast, en vinden het maar wat leuk om hun ambacht uit te leggen aan toeristen. Die dames die mij weven hebben geleerd waren bijvoorbeeld ontzettend verbaasd dat ik ('in hun ogen een rijke, sjieke, westerse dame die toch wel iets beters te doen heeft dan te WEVEN') het echt leuk vond om het werk te leren dat zij dag in dag uit doen. Ze weten als de beste hoe ze het uit moeten leggen, en doen het goed. Bovendien 'rouleren' de docenten, zodat er meer lokale mensen mee kunnen doen.

Eerder dan aan het opleiden van de docenten, denkt BLOEM aan het 'voorlichten' van de toerist hoe deze een workshop moet volgen. Ik zou erg graag een soort 'inspiratieboekje' voor de workshopper maken: een boekje vol uitleg over de lokale cultuur, mythen, wereldbeeld, geschiedenis van de ambachten, voorbeelden van produkten, en ook vergelijkingen met onze westerse manier van denken, etc. Het idee van dit moet ik nog uitwerken. Maar het doel is de toerist te helpen bij het begrijpen van de plek waar hij/zij is.

jullie adviseren ook westerse reisorganisaties bij de strategische ontwikkeling op het gebied van duurzaam cultuurtoerisme. Hoe ziet zo'n traject eruit? Stel dat bvb een Vlaamse touroperator die weg wil opgaan...

Ja.. ook dit is een deel van de nieuwe BLOEM strategie. We doen dit nog niet, maar gaan het doen. Vakantie is een produkt. En net zoals bedrijven hun produkten blijven ontwikkelen door ze aan te passen aan de markt en technische mogelijkheden, is het als toerisme-bedrijf goed je vakantie te ontwikkelen. BLOEM heeft de expertise van ingenieur-produktontwikkelaar maar ook ontwerpmethodoloog (mijn achtergrond) en past die toe op cultuurtoerisme. Hoe dat traject er precies uit gaat zien, is moeilijk kort uit te leggen. Maar het komt erop neer, dat je vakanties gaat ontwikkelen vanuit een ander BEELD van de wereld waarin je op vakantie gaat. Niet het beeld: het mobiele en rijke Noord bezoekt het zielige, arme, zittende Zuid (volgens mij nog een gedachtengoed-erfenis van onze koloniale tijd). Maar bijvoorbeeld het beeld: alles en iedereen op de wereld beweegt, en staat met elkaar in contact. Iedereen leert van iedereen. Vakantie biedt de mogelijkheid anderen op de wereld te ontmoeten. Klinkt wat suf misschien, maar als je werkelijk een nieuw vakantieconcept gaat ontwikkkelen vanuit deze visie (of: deze wenselijke interactie tijdens vakantie), dan kom je op een heel nieuw vakantieprogramma, een nieuw vakantiemerk, een nieuw reisbureau.

Hoe ver staat het Creative Tourism Network - waar zijn ze actief, hebben jullie een focus op bepaalde landen of willen jullie gewoon overal deze ontwikkelingen stimuleren?

Het staat nog in kinderschoenen. Alleen LAILA bestaat, en de samenwerking met de lokale organisatie waar ik het eerder over had. Er is geen focus op bepaalde landen. BLOEM gaat waar de wind waait.

dinsdag, april 24, 2007

Welkom in 'Hungryland'

Op de affiche van de 1 mei campagne van FOS klaagt de ngo de hongerlonen aan in de toeristische sector in het Zuiden. Mooi zo. Goed dat een ontwikkelingsngo ook eens aandacht heeft voor deze voor het zuiden zo belangrijke industrie.

In hun campagne focussen ze op de hongerlonen en de erbarmelijke werkomstandigheden in Namibië. De landbouwsector blijft er veruit de grootste werkgever, maar de toeristische industrie ‘boomt’. Centraal in de campagne van FOS staat de partnerorganisatie Namibia Farm Workers Union (NAFWU), een vakbond voor landarbeiders in Namibië die ijvert voor betere leef- en werkomstandigheden op de boerderijen. Onder meer onder impuls van NAFWU werd in 2003 voor het eerst een minimumloon voor landarbeiders vastgelegd. De overeenkomst voorziet in een minimumloon van N$ 2.2 per uur (€ 0,24) of N$ 429 per maand (€ 46,13) voor een 45-urenweek: amper 1,5 euro per dag.

Op 1 mei lanceert FOS zijn campagne, onder meer met een petitie om de eisen van NAFWU kracht bij te zetten. Daarin hebben ze het spijtig genoeg niet meer over het personeel in de toeristische sector, maar enkel over landarbeiders, wat hun werkterrein is. Vanzelfsprekend hebben die het ook niet onder de markt en verdient deze petitie hoe dan ook zoveel mogelijk handtekeningen. In Namibië bestaat er nog geen vakbond voor de toeristische sector.

dinsdag, april 17, 2007

Duurzaam reizen in de praktijk; dilemma's van reisbegeleiders

Informatie Verre Reizen, de uitgeverij van de bekende "te gast in" boekjes heeft een nieuw boek uit over duurzaam toerisme en de dilemma's van reisbegeleiders in situaties waar het moeilijk is om 'standaard oplossingen' te bedenken. Ze hebben er meteen ook een website bijgemaakt http://www.duurzaamreizen.com. Aan het boekje hebben onder meer begeleiders van het Vlaamse Karavaan meegewerkt.
Een bespreking volgt nog.

‘Geweldloos’ volk protesteert tegen natuurpark

De manier waarop de Maleisische overheid het Senai-volk dat leeft op zo'n 150 kilometer van de hoofdstad Kuala Lumpur negeert bij haar beslissingen is een voorbeeld van hoe het niet moet. Deze mensen hebben een originele manier van verzet gevonden tegen de implementatie van een 'biodiversiteitspark' dat goed de helft van hun leefgebied zou inpikken. En dat zonder het volk in kwestie te consulteren.

In protest laten de Senai zich massaal ziek verklaren. Dat is in ieder geval een goede manier om de sympathie van de internationale gemeenschap te wekken...

donderdag, april 12, 2007

"'Eerlijk en solidair toerisme" op de DGOS agenda

Volgens "Dimensie 3," het blad van de officiële Belgische ontwikkelingssamenwerking (DGOS = directie generaal voor ontwikkelingssamenwerking), kan "eerlijk en solidair toerisme een voorbeeld zijn van eerlijke handel in de dienstensector." Dat schrijven ze in hun maart-april nummer. Ze maken de juiste vaststellingen (bedrijven uit het noorden gaan met te groot deel van de koek lopen, er zijn veel negatieve en ontwrichtende factoren bij het toerisme in het zuiden) maar het artikel stelt geen echte oplossingen voor andere dan goedbedoelende maar vrijblijvende oproepen voor wederzijds respect en "de wil om de ander beter te leren kennen."

Alsof we met halfzachte 'goede bedoelingen' de wind gaan keren? Ook haalt het artikel aan wat het Europees parlement over de kwestie verklaarde: "touroperators moeten aangespoort om zoveel mogelijk gebruik te maken van plaatselijk materiaal en personeel, ook het management." Alsof autoregulatieve maatregelen ooit zoden aan de dijk brengen... En bovendien, het parlement is de Commissie niet hé, en die hanteert een heel andere agenda, lees: 'liberaliseringsagenda.'

In een tweede artikel (blz.13 van dezelfde editie) "En als toerisme en ontwikkeling nu eens samengingen" schrijft Dimensie 3 over een interessant project dat DGOS en Buitenlandse Zaken samen met onze vrienden van 'Tourisme Autrement.' Ze brachten deze overheden en de ambassades van een aantal landen uit het zuiden bij elkaar om op hun resp. stands op het vakantiesalon aandacht te besteden aan een duurzame ontwikkeling van hun toerisme. Op de laatste bijeenkomst van het Europese TEN-netwerk, eind mei 2006 in Beieren, vertelde Marie-Paule Eskenazi van Tourisme Autrement al over hun initiatief. Een aanpak die twee belangrijke troeven heeft: door ontwikkelingssamenwerking erbij te betrekken komt er binnen die dienst aandacht voor de broodnodige steun die het zuiden nodig heeft om zijn eigen toerisme industrie te ontwikkelen. Door de ambassades van de landen erbij te halen worden lokale overheden er op gewezen dat er hier interesse is voor die ontwikkelingen. En dat kan een belangrijke stimulans zijn om het in hun ontwikkelingsprogramma's in te schrijven.

Interessante linken uit het eerste artikel:
www.minkafairtrade.com (Peruaanse fair-trade organisatie die een toeristisch bedrijf oprichtte waarbij reizigers de effecten van eerlijke handelin Peru zelf kunnen komen vaststellen)
Dossier over solidair toerisme op site van Fair Trade Centre (Een onderzoek van de universiteit van Luik over eerlijke handel waar verschillende keren naar fair-trade toerisme wordt gerefereerd)

maandag, april 09, 2007

Avontuurlijk reizen, nu ook op uw TV

Om avontuurlijk te reizen hoef je tegenwoordig je huis niet meer uit. Er is het internet, dat bol staat van foto- en videoverslagen, travelblogs enzomeer. Maar je kan ook gewoon je tv aanzetten en afstemmen op programma’s als Peking Express of Stanley’s Route (VT4) en Toast Kannibaal (VTM).

Heel populair zijn ze tegenwoordig, de realityreeksen waarbij bekende of onbekende Vlamingen in een hen volkomen vreemde, ‘primitieve’ situatie worden gedropt. Ze worden nagenoeg aan hun lot overgelaten en moeten zich in steeds moeilijkere omstandigheden uit de slag trekken. Eigenlijk zijn deze programma’s een exponent van de Big Brother-rage, een soort Big Brother ‘on the road’, waarbij de focus ligt op de relaties tussen de Vlaamse deelnemers enerzijds, en op de confrontatie met de ‘primitieve’ omstandigheden en ‘inboorlingen’ anderzijds.

Er is over dit soort exotische realityshows al heel wat heisa geweest. Vooral ten tijde van de eerste reeks van Toast Kannibaal stonden de kranten vol van reacties van verontwaardigde kijkers, die zich ergerden aan het gebrek aan respect vanwege de makers. Ze maakten zich zorgen over de verderfelijke invloed van de onbehouwen Vlamingen op deze ‘natuurvolkeren’. Professoren in de antropologie zetten de kritiek nog kracht bij. Helemaal bont werd het toen een medewerker van het productiehuis Kanakna en Endemol (makers van respectievelijk Peking Express en Stanley’s Route) een tijd geleden uit de biecht klapte over wat hij een ‘gebrek aan respect’ vanwege de makers van Stanley’s Route ten opzichte van de plaatselijke bevolking noemde.

De medewerker in kwestie, journalist Marc Hoogsteyns, was aangezocht om voor Stanley’s Route ter plaatse locaties te zoeken en de productie voor te bereiden. Hij vertelde in de pers dat de programmaverantwoordelijke van VT4 in Oeganda totaal ongelukkig was met de gekozen locaties: “Hij vond ze te modern en de Afrikanen die in beeld liepen, liepen er te beschaafd bij. De cameramannen kregen het verbod om hutjes te filmen waarop ijzeren golfplaten lagen, en mensen met brillen of fietsen mochten ook niet gefilmd worden. De productieploeg liet de hutjes dan maar bedekken met bananenbladeren om ze er zo primitief en armzalig mogelijk te laten uitzien. De Bahavu bij het Kivu-meer werden zelfs gevraagd om hun kleren uit te trekken.” Vanuit het productiehuis kwam de reactie dat Hoogsteyns wegens incompetentie ontslagen werd en op revanche uit was.

Deze reactie kwam van VT4 zelf: “Voor de tweede reeks van Stanley's route hebben we Endemol heel duidelijk gemaakt wat we willen. Vanuit het format is heel duidelijk omschreven dat we tien bekende mensen in de voetsporen van Stanley laten treden. En naarmate de route vordert, moeten we ook steeds verder terug in de tijd. We moeten dus proberen een sfeer te creëren alsof we in een gebied kunnen komen waar Stanley ooit een zelfde mate van cultivatie en cultuur zou kunnen tegenkomen zijn. Dat primitieve is dus inderdaad een essentieel onderdeel, dat naarmate de tocht verder gaat almaar straffer wordt. Het is met Stanley's route helemaal niet de bedoeling om een hedendaags beeld van Afrika te geven.”

Men vliegt dus helemaal naar Afrika om ter plaatse een imitatie van een Afrika te creëren. De mensen die ter plaatse meewerken als figuranten in dit décor, wordt gevraagd zich zo primitief mogelijk voor te doen. Omdat dit beter bij het programmaconcept past. Het is wel heel opmerkelijk dat op zijn minst één kernmedewerker, de journalist Marc Hoogsteyns, blijkbaar niet van dit programmaconcept op de hoogte was. De zender geeft hier in feite toe dat de kijker, die in de veronderstelling is dat hij naar een realityshow kijkt, bedrogen wordt. Of dit van veel respect getuigt en bijdraagt aan een accuraat begrip van de volkeren of culturen in het programma, is dan ook twijfelachtig. Het is alleszins niet de bedoeling van de makers van Stanley’s Route, het gaat enkel en alleen om een décor voor de strijd die een aantal bekende Vlamingen met zichzelf leveren. Een snoepreisje voor de BV’s en de makers dus.
Men kan zich afvragen in hoeverre de avontuurlijke reizigers die deze volkeren bezoeken verschillen van de modale Vlaming die in Toast Kannibaal wordt opgevoerd.

Met Toast Kannibaal was de heisa nog groter. Professor Rik Pinxten, die antropologie doceert aan de Gentse universiteit, hekelde in de kranten de gevaarlijke beeldvorming van het programma. Het stoorde hem dat de programmamakers “de wereld als onze speeltuin beschouwen”, en noemde het “neokolonialisme van de geest”. Eén van de makers, Tom Cloeckaert, heb ik vorig jaar zelf om een reactie gevraagd: “We zijn op zoek gegaan naar stammen die al contact met de Westerse levensstijl hebben gehad. Ze weten wat er te koop is en beleven hun cultuur juist op een heel trotse manier.” Het is met andere woorden beledigend om van kwetsbare natuurvolkeren te spreken, het zijn juist de sterksten die hun cultuur ongeschonden tot op de dag van vandaag hebben kunnen bewaren. De kritiek als zou het bezoek van Vlamingen met cameraploeg het verdwijnen van de culturen in de hand werken, wijst Cloeckaert dan ook af: “Als die culturen verdwijnen, zal dat eerder te maken hebben met de aanpak van regeringen, die willen dat die volken deel gaan uitmaken van hun visie op de burgers in hun maatschappij. De Indonesische regering bijvoorbeeld heeft de Mentawai verboden om hun tanden te vijlen en tatoeages te dragen. Die waren juist heel blij dat de Vlamingen daar wél interesse voor hadden. Nog gevaarlijker lijken mij de religieuze fanatici die zich vandaag de dag nog steeds geroepen voelen om mensen met een andere levensbeschouwing te gaan bekeren. De Tamberma-kinderen liepen allemaal met een plastic kruisje rond dat hen door het Amerikaanse Peace Corps was opgedrongen.”

Het format werd ondertussen verkocht aan Nederland en aan Duitsland. De Nederlandse makers lanceerden ook al een vervolg, Groeten terug, dat de stammen naar Nederland haalt. En kijk eens aan, hiervoor deinzen de Vlaamse makers dan weer wél terug: “We hebben dat vruchteloos proberen tegen te houden”, zegt Cloeckaert. “Je kan niet weten welke impact dat op hen heeft. Misschien zijn ze blij dat ze nadien kunnen terugkeren, maar het kan even goed dat ze terugreizen met het gevoel dat zij veel minder hebben.”

En daar ligt alvast een van de problemen. Onze honger naar alles wat exotisch en anders is kunnen wij gemakkelijk bevredigen door even te sparen voor een vliegtuigticket. Omgekeerd ligt dat toch even iets anders, en dat wil zeggen dat het niet over gelijkwaardige partners gaat, althans niet op dit vlak. Het initiatief om te gaan kijken, te gaan bestuderen, kennis te maken met, verwondering te hebben over, komt nagenoeg steeds van de Westerse zijde. In die zin verschillen reizigers, en zeker avontuurlijke reizigers, in het geheel niet van deze televisiemakers.

Er zijn op het internet stuitender voorbeelden van gebrek aan elementair respect te vinden. Neem nu de site www.papuatrekking.com, waarop je kan inschrijven voor expedities naar Papua-Nieuw-Guinea. De geïnteresseerde surfer wordt er toegesproken met de woorden: “Kom kijken naar primitieve mensen die nog in de steentijd leven! Het is mogelijk om terug te reizen in de tijd!” Alsof die mensen in een ander tijdperk leven en geen evolutie hebben gekend. Verder stelt de site dat de beschaving er razendsnel oprukt, “er snel bij zijn is de boodschap”. Als klap op de vuurpijl worden expedities aangeboden waarop niet-gecontacteerde stammen met een groep internationale toeristen, camera in de aanslag, worden bezocht. Reisgids van dienst is een Tsjechische man, die er prat op gaat dat hij het land beter kent dan de lokale organisaties. Zelfs naar stammen die niet gecontacteerd willen worden en eerder vijandig staan tegenover buitenstaanders, organiseert hij trips. Dat de organisatie zich ongevraagd opdringt en zo mogelijk zelfs bijdraagt tot het verdwijnen van de stammen dringt blijkbaar niet door. De prijzen die de man vraagt voor deze onvergetelijke ervaringen zijn dan ook niet van de poes.

Toch kan het ook anders. Er zijn heel wat inheemse volken die zelf initiatieven ontwikkelen om toeristen aan te trekken. In het amazonewoud van Ecuador heb je een heuse inheemse touroperator, Papangu-Atacapi. De Belg Walter Vermander probeert elk jaar met een groep mensen naar het amazonewoud te gaan, in samenwerking met Papangu-Atacapi. De reizigers worden dus weliswaar begeleid door een Vlaamse gids, maar ter plaatse wordt het programma door lokale mensen uitgevoerd. Het geld wordt in de gemeenschap geïnvesteerd, en in projecten om hun leefomgeving te behouden. Het zou goed zijn, mochten televisiemakers ook eens aandacht hebben voor deze realiteit van de inheemse volkeren, in plaats van op zoek te gaan naar het grootst mogelijke contrast, m.a.w. naar het zo primitief mogelijke. Maar ook reisorganisaties en begeleiders, en dan vooral de avontuurlijke organisaties, bezinnen zich best steeds weer over hun impact op de volkeren die ze in al hun verwondering willen ontmoeten.

Voor meer informatie over inheems toerisme: www.intou.org

donderdag, maart 29, 2007

Kritische Journalistiek in het toerisme-wereldje

Nooit gedacht dat de Vacature me zo aangenaam zou verassen. Het artikel "Safaritoerisme" op blz 24 van vorige week doet dat. Doorgaans blinken reisreportages niet uit van originaliteit. Als er al een kritische noot in te bespeuren valt dan gaat het over het comfort voor de toerist of de 'value for money'. Nico Schoofs deed het anders. Hij bezocht de Keniaanse Safariparken met een andere invalshoek. De vraag die hij zich stelde: "blijven de meeste safaridollars aan buitenlandse vingers kleven?" Een zelfde vraag kan je stellen in tientallen arme landen in het zuiden. De realiteit is helaas zo dat de winsten van de grootste bedrijfssector ter wereld grotendeels in het noorden worden gemaakt.

Journalist Nico Schoofs gaat onder meer na hoeveel de lokale arbeiders verdienen. Enkele jaren geleden liet de Britse ngo Tourism Concern een onderzoek uitvoeren naar de loon- en arbeidsvoorwaarden in de toeristische sector. De conclusies van het met Europees geld gefinancierde rapport waren - niet verassend- vernietigend. Ook de lonen die Schoofs vernoemd zijn niet denderend. Het is niet zo dat de kosten voor levensonderhoud in Kenia zoveel lager zijn als bij ons en vele mensen proberen met meerdere jobs de eindjes aan elkaar te knopen. De wildparken zijn dan nog ongeveer het enige onderdeel van het toerisme waarover de controle in binnenlandse handen ligt. Nico Schoofs haalt een onderzoek aan door de universiteit van Moi. De resultaten liegen er niet om: de grootverdieners zijn de touroperatoren, luxe-hotels en vervoersmaatschappijen. En die zijn haast allemaal in buitenlandse handen. En als het gaat over werkgelegenheid, hét argument dat steeds wordt aangehaald, dan blijkt het vrijwel uitsluitend te gaan om ongeschoolde en slecht betaalde arbeidersjobs. Het managment komt meestal uit het buitenland. Met de traditionele minderheden is het doorgaans nog erger gesteld. Het zelfde onderzoek vermeldt ook dat amper 2% van alle inkomsten uit het Maasai Mara Park terugvloeit naar de Maasai-stam.

Het feit dat de Keniaanse overheid een planning heeft voor zijn toerisme sector is goed. Dat blijkt tenminste uit het gesprek van de journalist met de directeur van de Kenya Wildlife Service. Maar waar is de inspraak met de bevolking? Waar zijn de impactstudies op sociaal en ecologisch vlak? In veel gevallen blijkt ook dat de lokale overheden waterdrager zijn voor de internationale investeerders. Vaak worden ze daartoe gedwongen door de internationale financiële instellingen en hun agenda van economische globalisering.

Schoofs stelde ook vast dat de Europese Unie zwaar investeert in het Keniaanse toerisme. Een reden om je zorgen te maken. Want doorgaans is de EU vooral bezig met het aanboren van nieuwe markten voor haar eigen bedrijven. Dat heet "de Lissabon agenda." Zo speelt de EU een voortrekkersrol in het GATS (Algemeen akkoord inzake de handel in diensten) akkoord waarbij landen in het zuiden verboden wordt om buitenlandse investeerders een strobreed in de weg te leggen. En ja, toerisme wordt daarin gedefineerd als een dienst die door toerisme ontvangende landen wordt geleverd. Op het weblog http:\\duurzaamtoerisme.blogspot.com hebben we daarover al verschillende keren bericht.

Schoofs stipt heel terecht aan als Belangrijkste pijnpunt: alle meerwaarde die door de industrie wordt opgestreken blijft in het westen. De ontvangende landen krijgen enkel de kruimels. Erger nog is dat de controle op de toerismestroom haast volledig ligt bij de touroperators die voor een groot stuk bepalen of er toeristen komen of niet: het is hun marketingmachine die de toeristen lokt, ze beheersen vaak ook de luchtvaartroutes enz.

Landen in het zuiden moeten de kans krijgen een eigen toeristische infrastructuur uit te bouwen, in samenspraak met alle betrokkenen: de lokale bevolking en directe omwonenden, de belastingbetaler in het ontvangende land, lokale ondernemers, ngo's die met milieu, democratisering en duurzame ontwikkeling bezig zijn. Er bestaan reeds heel wat voorbeelden van goede projecten - het is dus wel mogelijk.

woensdag, maart 28, 2007

Het verschil exploiteren

Zondagmiddag 4 februari 2007 in het Zuiderpershuis. Landencocktail van Karavaan. Veel volk, verrassend veel volk zelfs voor een buitenstaander die niet tot de familie van de elkaar informerende reizigers behoort. Leuke sfeer, lekkere muntthee en straffe cocktails -blijkt later. In de luidruchtig verwarmde tent staat een debat op het programma over Beeldvorming, met focus op de invloed en verantwoordelijkheid van reality-tv: genre Toast Kannibaal, Peking Express, Stanley's Route. Ik heb erop aangedrongen dat de spiegel ook omgedraaid wordt: welk beeld creëren avontuurlijke reizigers van de wereld waarin ze zich begeven, wat is hun verantwoordelijkheid...

Want laat ons wel wezen: het zijn niet alleen productiehuizen die bewegende beelden de wereld rondsturen, het zijn niet alleen scenarioschrijvers die de realiteit zo regisseren dat ze als een perfect kader rond de eigen heroïsche daden past. Ludo Poppe, baas van Kanakna en bedenker van Peking Express, deed wat van hem verwacht werd. Hij hing een ingewikkeld discours op dat als een kom water voor Pontius Pilatus diende om zijn handen schoon te wassen van elke eventuele verantwoordelijkheid. Reality, betoogde hij, is fictie. De omgeving is een decor dat we regisseren om de enige echte werkelijkheid van de serie -de intermenselijke relaties en de psychologische reacties van de deelnemers- te kunnen tonen. Nu weten we van veel getuigenissen dat ook die reacties en relaties georchestreerd en geregisseerd worden, maar dat wou Poppe niet gezegd hebben. Ook Guy Swinnen -bekend van zijn Scabs en winnaar van de eerste Stanley's Route- vond dat er op dat vlak niet te veel geknoeid werd. Wat de representatie van de eigenlijke werkelijkheid -het decor dus- betreft, daar had Swinnen wel wat bedenkingen bij. Niet echt heel concreet, maar in het algemeen. Poppe bleef erbij dat reality niet over die realiteit ging. Het is wellicht juist, maar het klinkt wel heel Orwelliaans.

Intussen blijft natuurlijk de vaststelling dat de reality-series die zich in exotisch gebied wagen willens nillens een beeld overbrengen van de mensen, realiteiten en culturen bezuiden Algeciras. Het schokeffect van Toast Kannibaal vond ook geen genade in de ogen van Ludo Poppe, die wel heel tevreden was met de werkwijze van Peking Express (straks de Latijns-Amerika Express) waarbij "het decor" gevraagd wordt om de deelnemers gratis op te vangen, te voeden en te transporteren. Dat ze dat gratis doen, komt omdat dat zo hoort in hun cultuur.

En bovendien brengt de productieploeg van Kanakna geschenken mee voor de locals. Geen spiegeltjes, maar T-shirts met de opdruk van het programma waarvoor ze gratis hun medewerking en hun lamsbouten verleend hebben! My mother gave away my food and all I got was this lousy T-shirt. Dat Stanley daar zelf niet aan gedacht heeft. Een karavaan met dertig negers in magenta T-shirts waarop in blauwe letters Stanley's Route prijkt, geniaal toch? En als ze die T-shirts in extra large geleverd hadden, dan was dat probleem van die heidense naaktheid ook meteen opgelost.

Er was gelukkig ook nog een stem uit het behang. Karel Arnaut, antropoloog en werkzaam in de Vakgroep Afrikaanse Talen en Culturen aan de Universiteit Gent, maakte met enige regelmaat kanttekeningen bij de nieuwspraak van Poppe. Arnaut vond, bijvoorbeeld, dat we het niet alleen moesten hebben over het beeld dat de series -of de diaprojecterende en bloggende reizigers- creëren van de andere. Uiteindelijk is het volgens hem zeker zo interessant om ons af te vragen welk beeld we van onszelf creëren. 'We primitiviseren de andere, terwijl we onszelf -de Westerling, over die constructie wordt buiten de grenzen van Europa al snel geen vraag meer gesteld- presenteren als de bij uitstek mobiele passant. De Afrikaan mag niet stedelijk of hedendaags zijn, maar moet primitief en aan de grond gebonden zijn. De westerse deelnemer passeert, verblijft kort en vertrekt dan met dramatische vergezichten, helicopterbeelden en een voorbijgaande traan.'Bij een andere interventie parafraseerde Arnaut de goede oude Karl Marx. Vandaag gebeurt alles driemaal: als drama, als farce en ten slotte als reality-tv. In die laatste categorie hoort volgens Arnaut ook het grootste deel van de toeristische ervaring thuis: de wereld wordt een spektakel dat de honger naar avontuur en exotisme van de toeschouwer -alweer die Westerling- moet stillen.

Tenslotte speelde Arnaut ook met het beeld van de tourist bubble. Wie Club Medgewijs naar verre landen gaat, zit opgesloten in een luchtbel die voor hem of haar gecreëerd wordt en die zorgvuldig de klanken en stanken van de wereld buiten houdt. De avontuurlijke reiziger is niet fundamenteel verschillend, zegt Arnaut. Hij waagt zich dieper het binnenland in, maar heeft evengoed de terugvalpositie van de ambassade of zijn reisbijstandsverzekering als de realiteit iets te letterlijk deel wordt van zijn ervaring. De avontuurlijke reiziger lijkt ook op de deelnemer van bijvoorbeeld Peking Express als hij zichzelf de kunstmatige beperking van een krap reisbudget oplegt. Bij ziekte of tegenslag komen dan toch de quasi onpeilbare middelen boven in de vorm van kredietkaarten of op de onderbuik verstopte harde valuta.Afsluitende opmerkingen van het panel gingen over de vraag of reality shows en toeristische ondernemingen de culturele diversiteit in de wereld vernietigen dan wel versteken annex toegankelijk maken. Ludo Poppe verwees naar ervaringen in Peru, waar lokale ngo's hem verteld hadden dat de enige manier waarop de rijkdom aan indiaanse culturen gehandhaafd kon worden in een wereld van economische globalisering erin bestond de juiste manier te vinden om de culturele eigenheid te exploiteren. Poppe vond de vertaling "uitbuiten" voor exploiteren iets te cru. Uitbaten zag hij wel zitten.

'One way or the other', blijft de vraag of het commercialiseren van culturele gebruiken een juiste manier is om diversiteit te behouden. Misschien is het beter dat de huidige (uit het verleden geërfde) diversiteit verdwijnt in een vloeibare hedendaagse cultuur, dan dat ze gestold wordt in Bokrijkachtige voorstellingen die extra vervreemdend werken omdat ze dienen om buitenstaanders op hun exotische wenken te bedienen. Maar Afrikanen in jeans, dat verkoopt niet op tv, wist Poppe. Het voorstel van Guy Swinnen -een reality programma dat mensen dropt in reële Afrikaanse omgevingen zoals de Zuid-Afrikaanse townships- maakt alvast bij Kanakna geen kans. En volgens Poppe zijn de concurrenten nog veel minder ethisch dan zijn productiehuis. Gelukkig is er in Afrika ook gewoon eigen tv-productie en kunnen wij zo nu en dan eens genieten van bijvoorbeeld Yizo Yizo, een Zuid-Afrikaanse Het leven zoals het is: de secundaire school. Al zorgt de commercialisering van de media in Afrika ook niet echt voor de impuls om betere en meer doordachte tv te maken.

Gie Goris

[Dit verslag verscheen ook in De Karavaan, het ledenblad van de gelijknamige organisatie]

maandag, maart 12, 2007

Europese Commissie te mild voor klimaatimpact luchtvaartsector

Eind 2006 stelde de Europese commissie haar plannen voor om luchtvaartmaatschappijen op te nemen in de handel in CO2. Maar uit de analyse van de Commissie zelf blijkt dat de plannen veel te zwak zullen zijn om de klimaatimpact van de luchtvaart substantieel te verminderen. De geplande vermindering in de emissies zal zelfs niet volstaan om 1 jaar groei van de sector te compenseren. Om echt effect te sorteren, zou de voorkeursbehandeling die de luchtvaartsector geniet, onder meer de uitzonderingen op brandstoftaksen en op BTW op tickets, moeten worden opgeheven.


Tijdens het publieke debat over de kwestie klaagden de luchtvaartmaatschappijen dat het oneerlijk zou zijn hen strikter te behandelen dan andere sectoren die nu al in de emissiehandel zitten. Maar de maximaal toegelaten emissies van de luchtvaart liggen 90% hoger dan hun uitstoot in 1990. Daar staat tegenover dat alle andere sectoren samen tegen 2012 hun uitstoot moeten laten dalen tot 8% onder hun uitstoot in 1990. Nochtans is het belang van de luchtvaart in de uitstoot van broeikasgassen niet te onderschatten. De sector is verantwoordelijk voor 3% van de uitstoot van broeikasemissies, maar neemt wel 5 à 12% van de klimaatimpact van de EU. Dat is het gevolg van de samenstelling van kerosine, en van het feit dat de emissies op grote hoogte plaatsvinden.


Het wetsvoorstel van de Europese Commissie dreigt een maat voor niets te worden. Om de klimaatverandering te beperken terwijl de uitstoot van de luchtvaartsector ongebreideld blijft groeien, zullen de andere sectoren hun uitstoot tegen 2036 met 80 à 100% moeten verminderen, een wel erg onrealistisch scenario.


In een reactie ging de USA al fel tekeer tegen de plannen van de EU om vanaf 2012 ook alle vluchten die de EU binnenkomen en verlaten op te nemen in het systeem. Ze stellen dat dit indruist tegen internationale handelsregels. Het feit dat het oorspronkelijke voorstel al fel is afgezwakt onder druk van de USA en de luchtvaartmaatschappijen, volstaat dus blijkbaar niet. De EU blijft er gelukkig bij dat deze maatregel wel degelijk te verzoenen valt met de handelsakkoorden.




zaterdag, maart 03, 2007

Een toeristische sector, grootste bron van ontwikkeling voor arme landen?

Het Wereld Economisch Forum vindt dat "ontwikkelingslanden het grootste potentieel hebben om een toeristische sector te ontwikkelen." Zo meldde vrijdag 2 maart een IPS bericht. Wat bedoelen ze daarmee? Hebben ze het echt over een nieuwe bron tot ontwikkeling voor de ontwikkelingslanden? Of bedoelen ze eigenlijk gewoon nieuwe markten die klaar liggen om ingepikt te worden door Westerse bedrijven die in de sector actief zijn? Dat is namelijk al jaren de realiteit. De grootste bedrijfssector ter wereld wordt voor 80% beheerst door welgeteld vier multinationals: Airtours, Thomson, First Choice en Tomas Cook. Deze vier bedrijven romen het grootste gedeelte van de winst af voor de landen waar ze hun klanten naar toe sturen. En dat is bij uitstek het geval in ontwikkelingslanden.

Enkele jaren geleden, bij het opstarten van de GATS-onderhandelingen (Algemeen Akkoord over Handel in Diensten) dook het toerisme als sector op in de teksten. Na de liberaliseringsrondes voor de handel in goederen waren diensten aan de beurt. Geheel in de neoliberale geest van de WTO-onderhandelingen mogen ontwikkelingslanden geen strobreed in de weg leggen van de internationale toerisme-moghuls. Zo zouden ze hun eigen ondernemers niet mogen beschermen. Milieubeschermende maatregelen, maatregelen die cultuur e.d. beschermen zijn "onnodig handelsbelemmerend." Slechts één regel: vrije markttoegang voor iedereen... Wanneer dus het Wereld Economisch Forum spreekt over het "toeristisch potentieel van ontwikkelingslanden," dan hebben deze laatste alle reden om zich zorgen te maken.

Neem nu het -weliswaar extreme- voorbeeld van de cruise-industrie. Die wordt haast volledig beheerst vanuit Miami en enkele Europese steden. De bedrijven controleren alle aspecten van de reis. Toeristen betalen hun reis op voorhand. Op de eilanden zelf geven ze weinig meer uit dan schnabbels, als ze überhaupt al van boord gaan. De cruise-industrie forceert de lokale overheden om een dure haveninfrastructuur aan te leggen. Daarvoor gaan ze leningen aan op kosten van de belastingbetaler, in dit geval de verarmde eilandbewoner. Voor die investeringen krijgt het eiland nauwelijks iets terug. Alle voedsel voor de cruisetoerist wordt ingevlogen of meegenomen uit het vertrekpunt. De cruisetoerist eet en drinkt aan boord, zelfs souvenirs koopt hij vaak aan boord. Wanneer een eiland probeert belastingen te heffen op de schepen die zijn havens aan doen kan het bedrijf eenvoudig beslissen om het eiland niet meer aan te doen. Ondertussen verkommert de dure haveninfrastructuur... Milieugewijs is de balans ronduit negatief: de reuzeschepen spoelen op volle zee hun brandstof tanks, ze dumpen al hun afval in het water en ze varen fragiele koraalriffen stuk.

Voor de succesvolle all-inclusive formule is de lokale economische balans al niet veel beter: hier zijn de investeringen voor de lokale overheden vaak nog groter: er dienen vliegvelden aangelegd, wegen en nutsvoorzieningen - zaken waar de lokale bevolking overigens niet echt van profiteert want ze zijn exclusief op de toeristische infrastructuur gericht. Ook de lokale markten profiteren niet van de megacomplexen want alle voedsel wordt ingevlogen en toeristen wordt afgeraden om het hotel te verlaten. Enkele uitzonderingen daargelaten (o.m. Cuba) dwingen de toerisme-moghuls uiterst gunstige belastingrégimes af bij de lokale overheden. Bovendien controleren ze ook de vliegtuigmaatschappijen en dus de routes. Voor een eiland dat net een dure luchthaven heeft gebouwd is het een financiële ramp wanneer charters niet meer komen.

De all-inclusive formule maakt ondertussen steeds meer opgang. De toerist omarmt massaal de idee: je betaalt bij reservatie één enkele prijs voor je hele vakantie. De touroperators maken winst op elk aspect van de reis, ze strijken de volledige meerwaarde op van het economisch product. De toerisme ontvangende landen zijn veroordeeld tot het aanleveren van goedkope arbeid en het betalen van de kosten. Deze laatste overstijgen ruimschoots de baten van de schaarse werkgelegenheid.

Dit scenario zie je ook meer en meer opduiken in arme landen in Afrika en Azië. Vooral in landen die niet de middelen hebben om een eigen toeristische infrastructuur uit te bouwen die voldoet aan de hoge eisen van de Westerse toerist.

Het kan nochtans anders. Op vele plaatsen zien lokale toeristische initiatieven het licht. Dat kan gaan om charmante vissersdorpen die het toerisme in eigen handen nemen: ze zetten gemeenschappelijke activiteiten op, bouwen zelf de nodige infrastructuur zoals een lokale herberg en restaurant. Ze leggen ook regels op die het natuurlijk evenwicht helpen bewaren en bepalen quota voor het maximaal aantal toeristen dat hun dorp aan kan. Of het kan gaan om ecologische hotels in het woud, die uitgebaat worden door en voor de lokale bewoners. Maar ook bekende monumenten kunnen op zo'n manier beheert worden dat de lokale gemeenschap en bij uitbreiding de belastingbetaler van het land in kwestie er echt van profiteert.
Natuurlijk zal het helpen als landen in het zuiden de kans krijgen dergelijke initiatieven te steunen. Ze moeten een regelgevend kader kunnen opstellen dat de ontwikkeling van een eigen toeristische sector ondersteund en participatie van de lokale bevolking bevordert. Ze moeten een beleid kunnen voeren dat fragiele ecosystemen beschermt. En wanneer buitenlandse bedrijven willen investeren moeten voldoende waarborgen ingebouwd worden voor lokale winstdeelname. Alleen wanneer deze voorwaarden vervuld zijn, kan er sprake zijn van een echt potentieel aan ontwikkeling voor ontwikkelingslanden..

[Deze opinie verschijnt op 6 maart op de nieuwssite www.mo.be]

Lees ook: Sterke groei toerisme in Afrika

vrijdag, maart 02, 2007

Ook Kenia’s nomaden en jager-verzamelaars laten hun stem horen op het WSF

Marc-Antoon De Schryver was voor IndyMedia op het WSF in Naïrobi. Hij had een kort gesprekje met Jane Meriwas van de Yiaku Peoples Association (YPA), één van de nomaden volkeren in Kenia. Een treffend zinnetje eruit: "Het toerisme floreert op onze kap, maar het zijn anderen die ervan profiteren." Dat is helaas nog steeds de realiteit. Eén van de uitdagingen van elk duurzaam-toerisme beleid is het zelfbeschikkingsrecht van de diverse minderheden die vaak machteloos moeten toekijken hoe er toerisme wordt uitgebouwd op hun kap. Het blijkt dat toerisme een belangrijk aspect is in een bredere context van marginalisering en verarming. Terwijl hun jongeren weg trekken en in de sloppenwijken rond de steden terecht komen, worden de winsten opgestreken door anderen.

Dit geldt bij uitstek voor nomadenvolkeren omdat je voor enige politieke participatie op zijn minst een vaste plek moet hebben waar je de banden met de formele staatsstructuren kan uitbouwen. Vele régimes in het zuiden hebben ook geprobeerd hun rondtrekkende minderheden een sedentaire levenswijze op te dringen om ze beter te kunnen controleren.
Stilaan staan er groepen op die zich laten horen. Maar het blijft huilen met de pet op. Toerisme is één van de kansen die minderheden hebben om een economische onafhankelijkheid te bereiken - maar dan moeten ze eerst een adequate vertegenwoordiging hebben naar buiten toe, en bovendien een vertegenwoordiging die erkend wordt in de hoofdstad.

maandag, februari 19, 2007

Reisboeken – “De Karavaan van de verbeelding”

Een goed reisboek is goud waard. Dat weet iedereen die al eens zonder zat in de woestijn. Soms kom je dan wel eens een ander reiziger tegen die enthousiast een boek beschrijft als ‘must-read’ maar bij thuiskomst blijkt het niet meer verkrijgbaar. In Nederland startte in 2001 Reis-boek.nl, een online boekhandel in tweedehands en antiquarische reisboeken. Als je aast op een boek dat al uit de boekhandel is verdwenen en ook bij bijvoorbeeld De Slegte niet meer verkrijgbaar is, kan Reis-boek.nl uitkomst bieden.

De AfrikaNieuws Nieuwsbrief had een gesprek met Anne Janmaat, oprichtster van Reis-boek.nl.

donderdag, januari 11, 2007

GATS in een notedop

In termen van het dienstenakkoord GATS (General Agreement on Trade in Services) valt toerisme onder “modus 2,” wat wil zeggen dat bvb Indonesië toeristische diensten verkoopt aan buitenlandse toeristen. Het land ‘exporteert’ dus een dienst, alhoewel de gebruiker van die dienst (de toerist) zich naar Indonesië toe begeeft.

In het opzet van de GATS moeten alle diensten geliberaliseerd worden. Dat wil zeggen privatisering, vrije markttoegang zonder beperkingen en geen beschermingsmaatregelen om wat voor redenen ook, ecologisch, sociaal of gewoonweg om de eigen industrie te beschermen. Al deze beschermingsmaatregelen worden letterlijk omschreven als “onnodig handelsbelemmerend.”

Een land wil een investeerder verplichten lokale werknemers in dienst te nemen? Of het wil broze ecologische gebieden beschermen door toeristische exploitatie in te perken? Of zelfs akkoorden afsluiten met een inheemse bevolkingsgroep zodat deze haar rituele gronden beschermd zou zien? Vergeet het: “onnodig handelsbelemmerend.” Met andere woorden: het hele akkoord legt de weg open naar een uitverkoop aan de multinationals en is een ontkenning van het hele gedachtegoed dat aan de basis ligt van Duurzaam Toerisme.

De praktijk leert overigens dat veel landen in de voorafgaande onderhandelingen niet veel acht geslagen hebben op de draagwijdte van die markttoegang. In de EU hebben alleen Spanje, Griekenland, Portugal en Italië voorbehoud gemaakt bij de markttoegang in de toeristische sector en de kleinhandel, en dan nog enkel voor historische en artistiek waardevolle sites, niet voor waardevolle landschappen of biotopen. De kans is dan ook groot dat overheden de toevloed van hotels of souvenirwinkels in bepaalde gebieden niet zullen kunnen beperken. Hetzelfde valt te vrezen voor het beslag dat grootschalige toeristische projecten leggen op het schaarse water om hun plantsoenen, zwembaden en golfterreinen te voorzien. Ze hebben m.a.w. geen uitzonderingen aangevraagd en laten dus de GATS binnen dringen in hun binnenlandse wetgeving.