donderdag, maart 29, 2007

Kritische Journalistiek in het toerisme-wereldje

Nooit gedacht dat de Vacature me zo aangenaam zou verassen. Het artikel "Safaritoerisme" op blz 24 van vorige week doet dat. Doorgaans blinken reisreportages niet uit van originaliteit. Als er al een kritische noot in te bespeuren valt dan gaat het over het comfort voor de toerist of de 'value for money'. Nico Schoofs deed het anders. Hij bezocht de Keniaanse Safariparken met een andere invalshoek. De vraag die hij zich stelde: "blijven de meeste safaridollars aan buitenlandse vingers kleven?" Een zelfde vraag kan je stellen in tientallen arme landen in het zuiden. De realiteit is helaas zo dat de winsten van de grootste bedrijfssector ter wereld grotendeels in het noorden worden gemaakt.

Journalist Nico Schoofs gaat onder meer na hoeveel de lokale arbeiders verdienen. Enkele jaren geleden liet de Britse ngo Tourism Concern een onderzoek uitvoeren naar de loon- en arbeidsvoorwaarden in de toeristische sector. De conclusies van het met Europees geld gefinancierde rapport waren - niet verassend- vernietigend. Ook de lonen die Schoofs vernoemd zijn niet denderend. Het is niet zo dat de kosten voor levensonderhoud in Kenia zoveel lager zijn als bij ons en vele mensen proberen met meerdere jobs de eindjes aan elkaar te knopen. De wildparken zijn dan nog ongeveer het enige onderdeel van het toerisme waarover de controle in binnenlandse handen ligt. Nico Schoofs haalt een onderzoek aan door de universiteit van Moi. De resultaten liegen er niet om: de grootverdieners zijn de touroperatoren, luxe-hotels en vervoersmaatschappijen. En die zijn haast allemaal in buitenlandse handen. En als het gaat over werkgelegenheid, hét argument dat steeds wordt aangehaald, dan blijkt het vrijwel uitsluitend te gaan om ongeschoolde en slecht betaalde arbeidersjobs. Het managment komt meestal uit het buitenland. Met de traditionele minderheden is het doorgaans nog erger gesteld. Het zelfde onderzoek vermeldt ook dat amper 2% van alle inkomsten uit het Maasai Mara Park terugvloeit naar de Maasai-stam.

Het feit dat de Keniaanse overheid een planning heeft voor zijn toerisme sector is goed. Dat blijkt tenminste uit het gesprek van de journalist met de directeur van de Kenya Wildlife Service. Maar waar is de inspraak met de bevolking? Waar zijn de impactstudies op sociaal en ecologisch vlak? In veel gevallen blijkt ook dat de lokale overheden waterdrager zijn voor de internationale investeerders. Vaak worden ze daartoe gedwongen door de internationale financiële instellingen en hun agenda van economische globalisering.

Schoofs stelde ook vast dat de Europese Unie zwaar investeert in het Keniaanse toerisme. Een reden om je zorgen te maken. Want doorgaans is de EU vooral bezig met het aanboren van nieuwe markten voor haar eigen bedrijven. Dat heet "de Lissabon agenda." Zo speelt de EU een voortrekkersrol in het GATS (Algemeen akkoord inzake de handel in diensten) akkoord waarbij landen in het zuiden verboden wordt om buitenlandse investeerders een strobreed in de weg te leggen. En ja, toerisme wordt daarin gedefineerd als een dienst die door toerisme ontvangende landen wordt geleverd. Op het weblog http:\\duurzaamtoerisme.blogspot.com hebben we daarover al verschillende keren bericht.

Schoofs stipt heel terecht aan als Belangrijkste pijnpunt: alle meerwaarde die door de industrie wordt opgestreken blijft in het westen. De ontvangende landen krijgen enkel de kruimels. Erger nog is dat de controle op de toerismestroom haast volledig ligt bij de touroperators die voor een groot stuk bepalen of er toeristen komen of niet: het is hun marketingmachine die de toeristen lokt, ze beheersen vaak ook de luchtvaartroutes enz.

Landen in het zuiden moeten de kans krijgen een eigen toeristische infrastructuur uit te bouwen, in samenspraak met alle betrokkenen: de lokale bevolking en directe omwonenden, de belastingbetaler in het ontvangende land, lokale ondernemers, ngo's die met milieu, democratisering en duurzame ontwikkeling bezig zijn. Er bestaan reeds heel wat voorbeelden van goede projecten - het is dus wel mogelijk.

woensdag, maart 28, 2007

Het verschil exploiteren

Zondagmiddag 4 februari 2007 in het Zuiderpershuis. Landencocktail van Karavaan. Veel volk, verrassend veel volk zelfs voor een buitenstaander die niet tot de familie van de elkaar informerende reizigers behoort. Leuke sfeer, lekkere muntthee en straffe cocktails -blijkt later. In de luidruchtig verwarmde tent staat een debat op het programma over Beeldvorming, met focus op de invloed en verantwoordelijkheid van reality-tv: genre Toast Kannibaal, Peking Express, Stanley's Route. Ik heb erop aangedrongen dat de spiegel ook omgedraaid wordt: welk beeld creëren avontuurlijke reizigers van de wereld waarin ze zich begeven, wat is hun verantwoordelijkheid...

Want laat ons wel wezen: het zijn niet alleen productiehuizen die bewegende beelden de wereld rondsturen, het zijn niet alleen scenarioschrijvers die de realiteit zo regisseren dat ze als een perfect kader rond de eigen heroïsche daden past. Ludo Poppe, baas van Kanakna en bedenker van Peking Express, deed wat van hem verwacht werd. Hij hing een ingewikkeld discours op dat als een kom water voor Pontius Pilatus diende om zijn handen schoon te wassen van elke eventuele verantwoordelijkheid. Reality, betoogde hij, is fictie. De omgeving is een decor dat we regisseren om de enige echte werkelijkheid van de serie -de intermenselijke relaties en de psychologische reacties van de deelnemers- te kunnen tonen. Nu weten we van veel getuigenissen dat ook die reacties en relaties georchestreerd en geregisseerd worden, maar dat wou Poppe niet gezegd hebben. Ook Guy Swinnen -bekend van zijn Scabs en winnaar van de eerste Stanley's Route- vond dat er op dat vlak niet te veel geknoeid werd. Wat de representatie van de eigenlijke werkelijkheid -het decor dus- betreft, daar had Swinnen wel wat bedenkingen bij. Niet echt heel concreet, maar in het algemeen. Poppe bleef erbij dat reality niet over die realiteit ging. Het is wellicht juist, maar het klinkt wel heel Orwelliaans.

Intussen blijft natuurlijk de vaststelling dat de reality-series die zich in exotisch gebied wagen willens nillens een beeld overbrengen van de mensen, realiteiten en culturen bezuiden Algeciras. Het schokeffect van Toast Kannibaal vond ook geen genade in de ogen van Ludo Poppe, die wel heel tevreden was met de werkwijze van Peking Express (straks de Latijns-Amerika Express) waarbij "het decor" gevraagd wordt om de deelnemers gratis op te vangen, te voeden en te transporteren. Dat ze dat gratis doen, komt omdat dat zo hoort in hun cultuur.

En bovendien brengt de productieploeg van Kanakna geschenken mee voor de locals. Geen spiegeltjes, maar T-shirts met de opdruk van het programma waarvoor ze gratis hun medewerking en hun lamsbouten verleend hebben! My mother gave away my food and all I got was this lousy T-shirt. Dat Stanley daar zelf niet aan gedacht heeft. Een karavaan met dertig negers in magenta T-shirts waarop in blauwe letters Stanley's Route prijkt, geniaal toch? En als ze die T-shirts in extra large geleverd hadden, dan was dat probleem van die heidense naaktheid ook meteen opgelost.

Er was gelukkig ook nog een stem uit het behang. Karel Arnaut, antropoloog en werkzaam in de Vakgroep Afrikaanse Talen en Culturen aan de Universiteit Gent, maakte met enige regelmaat kanttekeningen bij de nieuwspraak van Poppe. Arnaut vond, bijvoorbeeld, dat we het niet alleen moesten hebben over het beeld dat de series -of de diaprojecterende en bloggende reizigers- creëren van de andere. Uiteindelijk is het volgens hem zeker zo interessant om ons af te vragen welk beeld we van onszelf creëren. 'We primitiviseren de andere, terwijl we onszelf -de Westerling, over die constructie wordt buiten de grenzen van Europa al snel geen vraag meer gesteld- presenteren als de bij uitstek mobiele passant. De Afrikaan mag niet stedelijk of hedendaags zijn, maar moet primitief en aan de grond gebonden zijn. De westerse deelnemer passeert, verblijft kort en vertrekt dan met dramatische vergezichten, helicopterbeelden en een voorbijgaande traan.'Bij een andere interventie parafraseerde Arnaut de goede oude Karl Marx. Vandaag gebeurt alles driemaal: als drama, als farce en ten slotte als reality-tv. In die laatste categorie hoort volgens Arnaut ook het grootste deel van de toeristische ervaring thuis: de wereld wordt een spektakel dat de honger naar avontuur en exotisme van de toeschouwer -alweer die Westerling- moet stillen.

Tenslotte speelde Arnaut ook met het beeld van de tourist bubble. Wie Club Medgewijs naar verre landen gaat, zit opgesloten in een luchtbel die voor hem of haar gecreëerd wordt en die zorgvuldig de klanken en stanken van de wereld buiten houdt. De avontuurlijke reiziger is niet fundamenteel verschillend, zegt Arnaut. Hij waagt zich dieper het binnenland in, maar heeft evengoed de terugvalpositie van de ambassade of zijn reisbijstandsverzekering als de realiteit iets te letterlijk deel wordt van zijn ervaring. De avontuurlijke reiziger lijkt ook op de deelnemer van bijvoorbeeld Peking Express als hij zichzelf de kunstmatige beperking van een krap reisbudget oplegt. Bij ziekte of tegenslag komen dan toch de quasi onpeilbare middelen boven in de vorm van kredietkaarten of op de onderbuik verstopte harde valuta.Afsluitende opmerkingen van het panel gingen over de vraag of reality shows en toeristische ondernemingen de culturele diversiteit in de wereld vernietigen dan wel versteken annex toegankelijk maken. Ludo Poppe verwees naar ervaringen in Peru, waar lokale ngo's hem verteld hadden dat de enige manier waarop de rijkdom aan indiaanse culturen gehandhaafd kon worden in een wereld van economische globalisering erin bestond de juiste manier te vinden om de culturele eigenheid te exploiteren. Poppe vond de vertaling "uitbuiten" voor exploiteren iets te cru. Uitbaten zag hij wel zitten.

'One way or the other', blijft de vraag of het commercialiseren van culturele gebruiken een juiste manier is om diversiteit te behouden. Misschien is het beter dat de huidige (uit het verleden geërfde) diversiteit verdwijnt in een vloeibare hedendaagse cultuur, dan dat ze gestold wordt in Bokrijkachtige voorstellingen die extra vervreemdend werken omdat ze dienen om buitenstaanders op hun exotische wenken te bedienen. Maar Afrikanen in jeans, dat verkoopt niet op tv, wist Poppe. Het voorstel van Guy Swinnen -een reality programma dat mensen dropt in reële Afrikaanse omgevingen zoals de Zuid-Afrikaanse townships- maakt alvast bij Kanakna geen kans. En volgens Poppe zijn de concurrenten nog veel minder ethisch dan zijn productiehuis. Gelukkig is er in Afrika ook gewoon eigen tv-productie en kunnen wij zo nu en dan eens genieten van bijvoorbeeld Yizo Yizo, een Zuid-Afrikaanse Het leven zoals het is: de secundaire school. Al zorgt de commercialisering van de media in Afrika ook niet echt voor de impuls om betere en meer doordachte tv te maken.

Gie Goris

[Dit verslag verscheen ook in De Karavaan, het ledenblad van de gelijknamige organisatie]

maandag, maart 12, 2007

Europese Commissie te mild voor klimaatimpact luchtvaartsector

Eind 2006 stelde de Europese commissie haar plannen voor om luchtvaartmaatschappijen op te nemen in de handel in CO2. Maar uit de analyse van de Commissie zelf blijkt dat de plannen veel te zwak zullen zijn om de klimaatimpact van de luchtvaart substantieel te verminderen. De geplande vermindering in de emissies zal zelfs niet volstaan om 1 jaar groei van de sector te compenseren. Om echt effect te sorteren, zou de voorkeursbehandeling die de luchtvaartsector geniet, onder meer de uitzonderingen op brandstoftaksen en op BTW op tickets, moeten worden opgeheven.


Tijdens het publieke debat over de kwestie klaagden de luchtvaartmaatschappijen dat het oneerlijk zou zijn hen strikter te behandelen dan andere sectoren die nu al in de emissiehandel zitten. Maar de maximaal toegelaten emissies van de luchtvaart liggen 90% hoger dan hun uitstoot in 1990. Daar staat tegenover dat alle andere sectoren samen tegen 2012 hun uitstoot moeten laten dalen tot 8% onder hun uitstoot in 1990. Nochtans is het belang van de luchtvaart in de uitstoot van broeikasgassen niet te onderschatten. De sector is verantwoordelijk voor 3% van de uitstoot van broeikasemissies, maar neemt wel 5 à 12% van de klimaatimpact van de EU. Dat is het gevolg van de samenstelling van kerosine, en van het feit dat de emissies op grote hoogte plaatsvinden.


Het wetsvoorstel van de Europese Commissie dreigt een maat voor niets te worden. Om de klimaatverandering te beperken terwijl de uitstoot van de luchtvaartsector ongebreideld blijft groeien, zullen de andere sectoren hun uitstoot tegen 2036 met 80 à 100% moeten verminderen, een wel erg onrealistisch scenario.


In een reactie ging de USA al fel tekeer tegen de plannen van de EU om vanaf 2012 ook alle vluchten die de EU binnenkomen en verlaten op te nemen in het systeem. Ze stellen dat dit indruist tegen internationale handelsregels. Het feit dat het oorspronkelijke voorstel al fel is afgezwakt onder druk van de USA en de luchtvaartmaatschappijen, volstaat dus blijkbaar niet. De EU blijft er gelukkig bij dat deze maatregel wel degelijk te verzoenen valt met de handelsakkoorden.




zaterdag, maart 03, 2007

Een toeristische sector, grootste bron van ontwikkeling voor arme landen?

Het Wereld Economisch Forum vindt dat "ontwikkelingslanden het grootste potentieel hebben om een toeristische sector te ontwikkelen." Zo meldde vrijdag 2 maart een IPS bericht. Wat bedoelen ze daarmee? Hebben ze het echt over een nieuwe bron tot ontwikkeling voor de ontwikkelingslanden? Of bedoelen ze eigenlijk gewoon nieuwe markten die klaar liggen om ingepikt te worden door Westerse bedrijven die in de sector actief zijn? Dat is namelijk al jaren de realiteit. De grootste bedrijfssector ter wereld wordt voor 80% beheerst door welgeteld vier multinationals: Airtours, Thomson, First Choice en Tomas Cook. Deze vier bedrijven romen het grootste gedeelte van de winst af voor de landen waar ze hun klanten naar toe sturen. En dat is bij uitstek het geval in ontwikkelingslanden.

Enkele jaren geleden, bij het opstarten van de GATS-onderhandelingen (Algemeen Akkoord over Handel in Diensten) dook het toerisme als sector op in de teksten. Na de liberaliseringsrondes voor de handel in goederen waren diensten aan de beurt. Geheel in de neoliberale geest van de WTO-onderhandelingen mogen ontwikkelingslanden geen strobreed in de weg leggen van de internationale toerisme-moghuls. Zo zouden ze hun eigen ondernemers niet mogen beschermen. Milieubeschermende maatregelen, maatregelen die cultuur e.d. beschermen zijn "onnodig handelsbelemmerend." Slechts één regel: vrije markttoegang voor iedereen... Wanneer dus het Wereld Economisch Forum spreekt over het "toeristisch potentieel van ontwikkelingslanden," dan hebben deze laatste alle reden om zich zorgen te maken.

Neem nu het -weliswaar extreme- voorbeeld van de cruise-industrie. Die wordt haast volledig beheerst vanuit Miami en enkele Europese steden. De bedrijven controleren alle aspecten van de reis. Toeristen betalen hun reis op voorhand. Op de eilanden zelf geven ze weinig meer uit dan schnabbels, als ze überhaupt al van boord gaan. De cruise-industrie forceert de lokale overheden om een dure haveninfrastructuur aan te leggen. Daarvoor gaan ze leningen aan op kosten van de belastingbetaler, in dit geval de verarmde eilandbewoner. Voor die investeringen krijgt het eiland nauwelijks iets terug. Alle voedsel voor de cruisetoerist wordt ingevlogen of meegenomen uit het vertrekpunt. De cruisetoerist eet en drinkt aan boord, zelfs souvenirs koopt hij vaak aan boord. Wanneer een eiland probeert belastingen te heffen op de schepen die zijn havens aan doen kan het bedrijf eenvoudig beslissen om het eiland niet meer aan te doen. Ondertussen verkommert de dure haveninfrastructuur... Milieugewijs is de balans ronduit negatief: de reuzeschepen spoelen op volle zee hun brandstof tanks, ze dumpen al hun afval in het water en ze varen fragiele koraalriffen stuk.

Voor de succesvolle all-inclusive formule is de lokale economische balans al niet veel beter: hier zijn de investeringen voor de lokale overheden vaak nog groter: er dienen vliegvelden aangelegd, wegen en nutsvoorzieningen - zaken waar de lokale bevolking overigens niet echt van profiteert want ze zijn exclusief op de toeristische infrastructuur gericht. Ook de lokale markten profiteren niet van de megacomplexen want alle voedsel wordt ingevlogen en toeristen wordt afgeraden om het hotel te verlaten. Enkele uitzonderingen daargelaten (o.m. Cuba) dwingen de toerisme-moghuls uiterst gunstige belastingrégimes af bij de lokale overheden. Bovendien controleren ze ook de vliegtuigmaatschappijen en dus de routes. Voor een eiland dat net een dure luchthaven heeft gebouwd is het een financiële ramp wanneer charters niet meer komen.

De all-inclusive formule maakt ondertussen steeds meer opgang. De toerist omarmt massaal de idee: je betaalt bij reservatie één enkele prijs voor je hele vakantie. De touroperators maken winst op elk aspect van de reis, ze strijken de volledige meerwaarde op van het economisch product. De toerisme ontvangende landen zijn veroordeeld tot het aanleveren van goedkope arbeid en het betalen van de kosten. Deze laatste overstijgen ruimschoots de baten van de schaarse werkgelegenheid.

Dit scenario zie je ook meer en meer opduiken in arme landen in Afrika en Azië. Vooral in landen die niet de middelen hebben om een eigen toeristische infrastructuur uit te bouwen die voldoet aan de hoge eisen van de Westerse toerist.

Het kan nochtans anders. Op vele plaatsen zien lokale toeristische initiatieven het licht. Dat kan gaan om charmante vissersdorpen die het toerisme in eigen handen nemen: ze zetten gemeenschappelijke activiteiten op, bouwen zelf de nodige infrastructuur zoals een lokale herberg en restaurant. Ze leggen ook regels op die het natuurlijk evenwicht helpen bewaren en bepalen quota voor het maximaal aantal toeristen dat hun dorp aan kan. Of het kan gaan om ecologische hotels in het woud, die uitgebaat worden door en voor de lokale bewoners. Maar ook bekende monumenten kunnen op zo'n manier beheert worden dat de lokale gemeenschap en bij uitbreiding de belastingbetaler van het land in kwestie er echt van profiteert.
Natuurlijk zal het helpen als landen in het zuiden de kans krijgen dergelijke initiatieven te steunen. Ze moeten een regelgevend kader kunnen opstellen dat de ontwikkeling van een eigen toeristische sector ondersteund en participatie van de lokale bevolking bevordert. Ze moeten een beleid kunnen voeren dat fragiele ecosystemen beschermt. En wanneer buitenlandse bedrijven willen investeren moeten voldoende waarborgen ingebouwd worden voor lokale winstdeelname. Alleen wanneer deze voorwaarden vervuld zijn, kan er sprake zijn van een echt potentieel aan ontwikkeling voor ontwikkelingslanden..

[Deze opinie verschijnt op 6 maart op de nieuwssite www.mo.be]

Lees ook: Sterke groei toerisme in Afrika

vrijdag, maart 02, 2007

Ook Kenia’s nomaden en jager-verzamelaars laten hun stem horen op het WSF

Marc-Antoon De Schryver was voor IndyMedia op het WSF in Naïrobi. Hij had een kort gesprekje met Jane Meriwas van de Yiaku Peoples Association (YPA), één van de nomaden volkeren in Kenia. Een treffend zinnetje eruit: "Het toerisme floreert op onze kap, maar het zijn anderen die ervan profiteren." Dat is helaas nog steeds de realiteit. Eén van de uitdagingen van elk duurzaam-toerisme beleid is het zelfbeschikkingsrecht van de diverse minderheden die vaak machteloos moeten toekijken hoe er toerisme wordt uitgebouwd op hun kap. Het blijkt dat toerisme een belangrijk aspect is in een bredere context van marginalisering en verarming. Terwijl hun jongeren weg trekken en in de sloppenwijken rond de steden terecht komen, worden de winsten opgestreken door anderen.

Dit geldt bij uitstek voor nomadenvolkeren omdat je voor enige politieke participatie op zijn minst een vaste plek moet hebben waar je de banden met de formele staatsstructuren kan uitbouwen. Vele régimes in het zuiden hebben ook geprobeerd hun rondtrekkende minderheden een sedentaire levenswijze op te dringen om ze beter te kunnen controleren.
Stilaan staan er groepen op die zich laten horen. Maar het blijft huilen met de pet op. Toerisme is één van de kansen die minderheden hebben om een economische onafhankelijkheid te bereiken - maar dan moeten ze eerst een adequate vertegenwoordiging hebben naar buiten toe, en bovendien een vertegenwoordiging die erkend wordt in de hoofdstad.