dinsdag, juni 23, 2009

Een hotel in Rajasthan

De tijden zijn veranderd. Het is ongeveer veertien jaar geleden dat ik de laatste keer in India was - afgezien van een kort bezoek aan Mumbay voor het Wereld Sociaal Forum, maar dat reken ik niet mee. Toen, in 1995, vertrok ik met in mijn rugzak de lonely planet van India, een vuistdikke reis gids volgekrabbeld met annotaties en onderstreepte passages uit mijn reisvoorbereiding. Wat de realia van het reisleven aangaat, bestond die voorbereiding doorgaans uit het selecteren van de goedkoopste pensionnetjes en eetplaatsjes: de prijs was van cruciaal belang. En reserveren, dat was voor 'lozers.' Nu ligt dat wel even anders. Met twee kleine kinderen op reis naar India, dat doe je niet zomaar. Want, ondanks het veranderende imago van het subcontinent, verklaart iedereen je nog steeds voor gek.


Met een hele reeks overwegingen en bezorgdheden zeurend in mijn achterhoofd zit ik uren te surfen op zoek naar de beste prijs-kwaliteitverhouding in het hotellandschap van Rajasthan. Een grote nette kamer 'double' met twee extra bedden voor onze twee hemelbestormertjes van 5 en 6. Liefst AC want het zal warm zijn. Héél warm. 42 à 43 graden. Celcius. Een badkamer met de hygiënische normen van je eigen badkamer thuis. Als het even kan af en toe een zwembad om de hete middagen aangenaam door te brengen met de kinderen. En tenslotte, een propere keuken, want je wil geen spetterpoepen vanaf de tweede dag... En oh ja, een beetje charme is ook niet weg, je bent tenslotte op vakantie en je wil je gevoel voor esthetiek ook wat verwennen. Bovendien heb je Rajasthan aan je kinderen verkocht als een sprookjesachtig oord, dan moeten de slaapplaatsen daar ook aan beantwoorden... Vroeger vertrok je met enkel de reisgids in aanslag en liep je gewoon bij de slaapplaatjes langs die je had aangeduid in het boek. Een lege matras, min of meer proper, wat gemeenschappelijk sanitair in de buurt (mocht een gat in de grond zijn) en eventueel nog een treffelijk Indiaas ontbijt en het was al lang goed.

Op voorhand langs lopen, dat gaat niet, dus reserveren maar. Want je wilt het niet meemaken dat je 's avonds laat aankomt in het drukke Delhi of Jaipur, met twee huilende kinderen, dat je vervolgens je partner alleen moet achterlaten met die twee om ergens in de stad op zoek te gaan naar een deftige plaats om te slapen... om ten einde raad en een kot in de nacht terecht te komen in een onpersoonlijk monsterhotel zoals de Tai Oberon met monsterlijke prijzen. Bovendien is er nog ander argument: het maken van duurzame keuzes: dus geen monsterhotels met dito voetafdruk maar integendeel kleinere hotelletjes die goed bezig zijn op vlak van milieu, die lokaal ingebed zijn en waarmee je de lokale economie steunt. En het goede nieuws is, dat je de witte raven meer en meer vindt. Het kan dus, trouw blijven aan je reisprincipes, ook wanneer je met kinderen op reis bent. Want de goede keuze is vandaag de dag ook één die op het internet terug te vinden is. En met sites zoals tripadvisor e.a. is de sociale controle nog nooit zo groot geweest. Want je zal maar afgebroken worden door bezoekers als hotel... de druk om jezelf te verbeteren is ongetwijfeld groot.

Een ander probleem dan: het vervoer. India is waanzinnig groot, de afstanden bijgevolg adembenemend en het transport nauwelijks die naam waardig. Ola, dat klopt natuurlijk niet helemaal. Zoals overal in het zuiden zijn er overal bussen, tot in het hol van Pluto op het diepe platteland. Je raakt dus overal wel, en die bussen heb je in alle maten en soorten en klassen. En de treinen, ah, de Indiase treinen! Wellicht het grootste treinnetwerk ter wereld en in tegenstelling tot wat je zou denken rijden er tussen grote steden eerste klasse treinen met alle comfort dat je hier in Europa zou verwachten. Ja zelfs mooier en properder dan hier... En wat blijkt, via de website van de Indiase spoorwegen kan je tegenwoordig alle treinen bekijken, van de Shatabdi over de Ashram tot de Chetak express. De nummer van de trein, de negen verschillende klassen, het traject en de uurregeling. Je kan zelfs on-line plaatsen reserveren. We zijn ver weg van dertien jaar geleden toen ik enkele uren stond aan te schuiven in de giganteske Chhatrapati Shivaji trein terminal in Mumbay, terwijl proberend wijs te raken uit het bekende boekje 'trains at a glance,' een klassieker in India die het in gedrukte aantallen waarschijnlijk slechts nipt moet afleggen tegen de Bijbel.

Ondertussen ligt heel ons traject vast. We hebben reservaties in leuke hotels voor heel de reis. Niet avontuurlijk? Allerminst. Want nu kunnen we ons concentreren op het echte avontuur: ons met hart en ziel onderdompelen in het India van vandaag - en onze kinderen een onvergetelijke ervaring mee laten beleven.

maandag, juni 22, 2009

AZIË: Transaziatisch treinen stapje dichterbij

BANGKOK (IPS): Van Singapore naar Istanbul of van Seoel naar het Oezbeekse Samarkand sporen: binnen afzienbare tijd moet het kunnen. China, Rusland, India en vijf kleinere Aziatische landen zijn er sinds deze maand officieel toe verbonden een Transaziatisch Spoorwegnet (TARN) uit te bouwen.

Een intergouvernementele overeenkomst over de TARN trad deze maand in werking. Daarvoor moesten acht landen het verdrag hebben ondertekend. Naast India, China en Rusland zijn dat Zuid-Korea, Thailand, Cambodja, Tadzjikistan en Mongolië.

Langs de zijderoute
Het Aziatische spoornet moet 114.000 kilometer spoorlijnen gaan omvatten die door 28 Aziatische landen voeren. De spoorverbindingen, waarvan er sommige de legendarische Zijderoute volgen, moeten de handel tussen de verschillende delen van het continent bevorderen.
De plannen dateren al uit de jaren 60, en ongeveer 106.000 kilometer van het geplande net ligt er al. Ook de spoorweginfrastructuur van landen als Iran, Turkije, Bangladesh en Vietnam maakt er deel van uit. Maar er moeten nog 8.300 kilometer cruciale verbindingen worden aangelegd, onder meer in Birma, Iran, Kirgizië en Laos. Daarvoor is 18 miljard euro nodig, schat de Economische Commissie voor Azië en de regio van de Stille Oceaan (Escap), een VN-orgaan dat de plannen coördineert. Extra geld is er nodig om bestaande spoorlijnen aan te passen zodat het vervoer van vrachtcontainers mogelijk wordt. Een bijkomend probleem is dat er vier verschillende spoorbreedtes bestaan in Azië.

Crisis maakt nut duidelijk
De internationale economische crisis maakt het niet makkelijker om dat geld te vinden, maar doet tegelijkertijd de noodzaak van de investeringen duidelijker aanvoelen. Goederentransport via het spoor is relatief goedkoop en milieuvriendelijk en zou de landen van Azië helpen hun buren als handelspartners te ontdekken.
"De landen van Azië en de regio van de Stille Oceaan drijven meer handel met de rest van de wereld dan met elkaar”, zegt Noeleen Heyzer, uitvoerend secretaris van de Escap. “De intraregionale handel tussen de ontwikkelingslanden in onze regio maakt maar 37 procent uit van onze totale export, terwijl dat aandeel in de EU 68 procent is.”

Het Aziatische spoornet moet vooral de ontwikkeling bevorderen van de twaalf landen in de regio die niet aan zee liggen, en van steden in andere landen die ver in het binnenland liggen. Dat kan de economische wanverhoudingen tussen landen en streken in Azië helpen verminderen.

Ideologische hinderpalen
Maar er moet nog veel water door de zee. Veel landen moeten hun douaneformaliteiten en de grenscontroles voor personenverkeer nog vereenvoudigen. Nogal wat landen in de regio hebben het wantrouwen nog niet overwonnen dat de Koude Oorlog deed groeien. Tussen Noord- en Zuid-Korea heerst er zelfs nog altijd een gewapende vrede.
Een gelijkaardig project, het Aziatische Autosnelwegnet (AHN) dat 32 Aziatische landen met elkaar moet verbinden en dat geregeld wordt door een verdrag dat al in 2005 werd geratificeerd, kampt met dezelfde problemen.

Aan sommige belangrijke delen van het Transaziatische Spoorwegnet wordt momenteel gewerkt. Dat is het geval met de verbindingen tussen Iran en Azerbeidzjan, tussen Turkije en Georgië en tussen Iran en Armenië. Er wordt ook gebouwd aan een tunnel onder de Bosporus, die het Europese deel van Turkije met het Aziatische verbindt. Een nieuwe verbinding tussen Thailand en Laos werd onlangs ingehuldigd.

Marwaan Macan-Markar (IPS - vertaald door PD)

URUGUAY: Uruguayaanse kust verdwijnt onder het zand

CIUDAD DE LA COSTA (IPS): Aanzienlijke delen van de kust in Uruguay verdwijnen helemaal onder het zand. Als dit zo doorgaat, dreigt het Zuid-Amerikaanse land in minder dan tien jaar een van zijn grootste toeristische troeven te verliezen, zeggen experts.

“Hier liep een straat, daar het trottoir, en hier is de tuin van de buren”, zegt Jackeline, terwijl we niets anders dan zand zien. “Dit was een esplanade, waar auto’s parkeerden, en daar had je een plein.” Alles is onder het zand verdwenen, tot de bomen toe.

Jackeline woont al meer dan twintig jaar in Ciudad de la Costa, de op twee na grootste stad van het land. Zoals zoveel kustbewoners ondergaat ze de gevolgen van de aftakeling aan de Urguayaanse kust. De stadsdiensten kwamen al meermaals zand ruimen, vertelt ze, “maar in korte tijd ontstond weer een duin op dezelfde plaats.”
In andere kustplaatsen kalven de kliffen af en worden straten en huizen bedreigd. Stranden raken overstroomd en verliezen hun droge zand. Studies becijferden dat de Uruguayaanse kust ongeveer 1 meter per jaar verliest.

Toerisme
Als de situatie niet gekeerd wordt, dan zal de kust in minder dan tien jaar zijn aantrekkingskracht verliezen, met alle negatieve gevolgen vandien voor de economie, voorspellen experts.
De 700 kilometer lange kust, waar zeventig procent van de Uruguayaanse bevolking woont, genereert driekwart van het bruto binnenlands product, vooral via het toerisme en de visserij. Meer dan twee derde van de economische activiteit van het land is rechtstreeks of onrechtstreeks gelieerd aan deze zone.
De laatste tien jaar kende de Uruguayaanse kust een echte bevolkingsexplosie. Ciudad de la Costa is daar met zijn 120.000 inwoners een duidelijk voorbeeld van. Het was in de jaren 90 de snelst groeiende stad van Latijns-Amerika. Er kwamen veel mensen uit het naburige Montevideo wonen. Daar komt nog eens een groot deel van de 2 miljoen toeristen bij die het land jaarlijks ontvangt.

Erosie en sedimentatie
Volgens geoloog César Goso, van de Universiteit van de Republiek, ondergaat de Uruguayaanse kust de gevolgen van erosie en sedimentatie. In Ciudad de la Costa zien ze vooral het laatste: materiaal dat elders wordt geërodeerd, wordt daar afgezet.
Beide fenomenen kwamen al voor nog voor de mensen de kustzone bewoonden, zegt hij, maar de bevolkingsgroei heeft het proces versneld. Bovendien wordt de bevolking nu zelf het slachtoffer van de erosie en sedimentatie.
De infrastructuur evolueerde niet mee met de bevolkingsgroei en een adequate ruimtelijke ordening ontbrak. “Men verkocht stukken grond in zones die aan erosie of zandophoping onderhevig zijn, zonder enige ordening”, zegt Goso. “Toen de mensen hun huis bouwden, wisten ze niet dat ze twintig jaar later problemen zouden krijgen.”

Klimaatwijziging
Het rapport Geo Uruguay 2008 van het Milieuprogramma van de VN (Unep) signaleerde al dat de kustontwikkeling in Uruguay de plaatselijke ecosystemen flink aantast. “Er bestaan belangrijke fenomenen van erosie, onregelmatige zandwinning of interferentie met natuurlijke processen van sedimententransport aan minstens veertig stranden van de kust”, zegt het rapport.

Het is een weinig gunstige uitgangspositie om de gevolgen van de klimaatwijziging het hoofd te bieden. Experten zeggen dat de Uruguayaanse kustzone kwetsbaar is en dat de eerste tekenen al zichtbaar zijn, zoals de stijging van de zeespiegel, grote stormen en steeds sterkere winden.

RP (IPS)

maandag, juni 15, 2009

Meer dan 60 hotels in Cancún hebben ecolabel

Cancún: het Mexicaanse Benidorm... Ik was er ooit met een groep die ik begeleidde. Geen haar op mijn hoofd dat er aan dacht om er te gaan logeren. Zoals de meeste toeristen die het liever wat gezelliger en low-key houden gingen we naar kleine broer Playa del Carmen. Ondertussen begrijpen ze het stilaan in Cancún, zo schrijft IPS. Meer dan 60 hotels hebben er ondertussen een Green Globe-ecolabel. Omdat het toerisme er niet duurzaam was, begonnen toeristen Cancún te mijden..

Antonio Moreno is banketmanager in een viersterrenhotel in Cancún, maar sinds meer dan een jaar moet hij ook het vuilnis doorsnuffelen. Hij moet er zeker van zijn dat alles correct gesorteerd is: blauw voor plastic, geel voor karton, grijs voor metaal en groen voor organisch afval.
Le Méridien Resort & Spa, waar Moreno werkt, is het laatste in de rij van meer dan 60 hotels in de streek van Cancún die het certificaat voor duurzaam toerisme hebben ontvangen van de Australische organisatie Green Globe.
De hotels bevinden zich allemaal langs de Riviera Maya, een 130 kilometer lange kuststrook in het zuidoosten van Mexico die bekend staat om zijn turkooizen water, witte stranden en koraalriffen. De zone telt meer dan 70.000 hotelkamers en ontvangt jaarlijks 3 miljoen toeristen, vooral uit de Verenigde Staten, Canada en Europa.

Echt milieuvriendelijk
Maar door een gebrek aan duurzame milieupraktijken begonnen toeristen Cancún de rug toe te keren. “Er zijn groepen toeristen die onderzoeken of we echt milieuvriendelijk zijn voor ze hun reservering doen”, zegt Alma Quiñones, hr-mananger van Le Méridien in Cancún. De hoteliers schatten dat ze in 2008 zo 260 miljoen dollar misliepen.
Volgens Alejandra Serrano Pavón van het Mexicaanse Centrum voor Milieurecht (Cemda), een ngo, vernietigden de hotels van Cancún mangrovebossen om er te kunnen bouwen. Door geen rekening te houden met de duinen hebben ze de kusterosie versneld, zegt hij. De hotels werden ook ommuurd opdat de andere mensen het strand niet op zouden kunnen. “Tien jaar geleden kon je de zee nog zien”, zegt Antonio Moreno van Le Méridien. “Nu niet meer.”

Niet alleen imago
De hotels willen nu hun imago verbeteren. Om hun golfterreinen te onderhouden bouwen ze waterzuiveringsstations, ze gebruiken biologisch afbreekbrare detergenten en chemicaliën, ze gebruiken inheemse planten en werken aan hun relatie met de plaatselijke bevolking.

Maar het gaat niet om imago alleen. In een jaar heeft hotel Le Méridien zijn elektriciteitsverbruik met 5 procent verminderd, zijn waterverbruik met 4 procent, zijn gasverbruik met 13 procent en zijn mazoutverbruik met 24 procent, zegt onderhoudsverantwoordelijke Cristóbal Gudiño Nava. Bovendien is de dagelijkse afvalproductie per persoon gedaald van meer dan 1 kilo naar 520 gram. Volgend jaar moeten de cijfers nog beter om het Green Globe-certificaat te behouden.
Hotel Mayan Palace, dat ook het Green Globe-label kreeg, bakende zones af voor kaaimannen en roze flamingo’s en voor de kweek van inheemse planten. “We bieden de toeristen fietstochten langs deze zones aan en leggen hen uit waarom we deze planten en dieren beschermen”, zegt Erica Lobos, in het hotel verantwoordelijke voor de Green Globe-certificatie.

De inspanningen zijn groot, zegt Lobos, maar de overgang naar een duurzame cultuur verloopt traag. “Er is een zekere apathie. Wij geven advies over duurzame praktijken, maar krijgen per maand slechts een of twee aanvragen van geïnteresseerde hotels.”
Semarnat, het Milieusecretariaat van de Mexicaanse regering, werkt nu een nationale duurzaamheidsnorm uit voor toeristische ondernemingen. Wie de norm niet haalt, dreigt slechte publiciteit te krijgen. Voor milieuorganisatie Cemda volstaat dit niet, omdat sommige hotels nu al niet voldoen aan de reeds bestaande stedenbouwplannen.

(*) Dit artikel maakt deel uit van de reeks 'De wereld wordt groen: 20 succesverhalen'. De bijdragen illustreren dat overal ter wereld werk wordt gemaakt van de broodnodige groene revolutie

RP (IPS)
________________________________________
Meer berichten op:
<http://www.ipsnews.be>

vrijdag, juni 12, 2009

Balkanlanden zien Serviërs opeens graag komen

De rol van Servië in de Balkanoorlogen van de jaren 90 is nog niet vergeten, maar opeens lijken Kroatië en Slovenië de haat opzij te willen zetten die er nog altijd leeft tegenover de Serviërs. De twee landen voeren in Belgrado en andere Servische steden een affichecampagne om toeristen naar hun badplaatsen aan de Adriatische kust te lokken. Alle bezoekers zijn welkom om de gevolgen van de crisis op te vangen.


“Als het hart zomer zegt, zegt het Adriatische kust”, klinkt de Kroatische slogan. “Zo mooi en zo dichtbij”, luidt de ondertitel. Op de affiches zijn plaatsen als Dubrovnik en Rovinj te zien, waar veel oudere Serviërs hun zomervakanties doorbrachten voor het uiteenvallen van Joegoslavië. In Belgrado hadden meer dan 22.000 inwoners een vakantiehuis aan de Kroatische kust.
Maar toen kwam de Kroatische onafhankelijkheidsoorlog. Bij de vijandelijkheden tussen 1991 en 1995 lieten meer dan 20.000 Kroaten het leven. De Serviërs waren tegen de afscheiding van Kroatië en worden er dan ook verantwoordelijk gesteld voor de lange burgeroorlog.
“Er zijn ook goede Serviërs”
In de toeristische trekpleisters doet de zon dit jaar de bitterheid verdwijnen. “Wat Slobodan Milosevic en andere Servische politici deden is onvergeeflijk en mag niet worden vergeten”, argumenteerde Goran Strok, een hoteleigenaar uit Dubrovnik, onlangs op de toerismebeurs in Belgrado. “Maar de oorlog is voorbij en we kunnen onze buren niet kiezen. Er zijn ook goede Serviërs, en het is tijd hen de hand te reiken. Ik wil Servische toeristen zien in Dubrovnik.”
Kroatië heeft die Servische bezoekers hard nodig. De eerste vijf maanden van dit jaar kreeg de toeristische sector er een vijfde minder binnen dan in diezelfde periode in 2008, zegt de Kroatische Organisatie voor Toerisme. Het toerisme is goed voor bijna 20 procent van het bruto binnenlands product van het land.

Slovenië wil weer vrienden worden
Ook Slovenië voert een reclamecampagne in Servië. “Piran, Portoroz en vrienden”, staat er op de Sloveense affiches, met schitterende foto’s van de kleine badplaatsjes. “De meest nabije Europese kust, met visumfaciliteiten”, klinkt het. Slovenië maakt deel uit van de EU, en Serviërs die op reis willen gaan naar de Unie hebben overal een visum nodig. De Sloveense overheid heeft de aanvraagprocedure vereenvoudigd om meer Serviërs over de brug te halen.
Slovenië heeft het voordeel dat de herinneringen aan de oorlog er niet diep zitten. De schermutselingen tussen de Slovenen en Servische soldaten van het Joegoslavische leger duurden maar tien dagen en maakten niet veel slachtoffers. Anderzijds heeft Slovenië toeristen veel minder te bieden: de Sloveense kust is amper 54 kilometer lang, terwijl Kroatië 1700 kilometer stranden en rotskust heeft.

Zware concurrentie
Maar zowel Slovenië als Kroatië moeten opboksen tegen zware concurrentie. Volgens de Vereniging van Servische Reisagentschappen (JUTA) is Griekenland voor 39 procent van de Serviërs de meest geliefde vakantiebestemming, gevolgd door Bulgarije (22 procent), Turkije (21 percent), Egypte en Tunesië. Dan komen Montenegro en Servië zelf, en daarna pas Kroatië en Slovenië.
All in-vakanties in Kroatië en Slovenië zijn veel duurder dan in Griekenland en Turkije. Bovendien is het transport een probleem. Er zijn geen lijnvluchten tussen Servië en Kroatië. Alleen in de zomer vlogen er de afgelopen drie jaar charters tussen Belgrado en Pula, aan de Noord-Kroatische kust. Vorig jaar boekten amper 2650 mensen een vlucht, zegt de Servische luchtvaartmaatschappij JAT. Meer Serviërs rijden met de wagen, maar sommigen schrikken daarvoor terug omdat auto’s met Servische nummerplaten vaak beschadigd worden. Ze nemen dan maar de bus of de trein, en houden zoveel mogelijk hun mond om niet op te vallen door hun accent.
De Serviërs weten maar al te goed dat er nog altijd kwaad over hen wordt gesproken in de buurlanden, vooral dan in Kroatië. In de media zijn positieve uitlatingen over Servië nog altijd met een vergrootglas te zoeken.
“De Slovenen onze vrienden?”, schampert Zoran Mitrovic, een ingenieur in Belgrado. “Ze wilden niet binnen Joegoslavië blijven – wat willen ze dan nu van ons? En de Kroaten hebben ons twintig jaar lang uitgespuwd. Ik denk niet dat ik er gauw op vakantie zal gaan.”
PD (IPS)
________________________________________
Meer berichten op:
<http://www.ipsnews.be>

donderdag, juni 04, 2009

De westelijke Jordaanoever is open voor toerisme

Welkom in Palestina! Mensen die de Palestijnse zaak genegen zijn, maar ook zij die enkel willen bijleren en met hun eigen ogen zien wat slechts gefragmenteerd het nieuws haalt: kom naar Palestina, reis rond, ontmoet de mensen, ... maar vooral: doe iets met je ervaring. De Palestijnen hebben je nodig, zowel hier als toerist als terug thuis als pleitbezorger. Dieter Roefs schreef op MO* online een mooie update over toerisme in de Palestijnse bezette gebieden.



Politiek toerisme kent vele gezichten

De toerist uithangen in een gebied zo uitzonderlijk als bezet Palestijns gebied, vraagt om een uitzonderlijke vorm van toerisme. Maar politiek toerisme in de Westelijke Jordaanoever bestaat en is een groeiend fenomeen dat veel verschillende vormen aanneemt. Voor elke geïnteresseerde is er wat wils: van een eerste korte kennismaking met de politieke realiteit tot een actief verblijf waarbij je het leven zoals het is onder de bezetting aan den lijve kan ervaren.

Steeds meer mensen, niet in de laatste plaats kritische Israëli’s, willen de Palestijnse zaak van naderbij komen bekijken. Er bestaan mogelijkheden om georganiseerde dagexcursies te maken; in hoeverre de drijfveer voor de tour operator puur politiek of eerder commercieel is, valt vaak moeilijk in te schatten. Na verschillende interviews durf ik toch www.toursinenglish.com aanbevelen als een portaalsite die je tours aanbiedt waarbij je niet alleen het hier-en-nu te zien krijgt, maar ook zeker voldoende historische context mee zult krijgen. Dit soort dagtours leidt al eens tot ietwat vreemd ogende fenomenen zoals een bus vol bejaarde Duitse Bijbeltoeristen die in hun reisprogramma ook “een dagje politiek” inpasten en dan met de hele groep door een vluchtelingenkamp geleid worden waarna ze bij een Joodse settler op bezoek gaan en zelf hun conclusies mogen trekken.

Of reis je liever onafhankelijk, als backpacker? Het kan, ik deed het als onderzoeker in zekere zin ook. Contacten leggen is uitermate gemakkelijk, gastvrijheid is gegarandeerd, gebruik dan de reisgids van Alternative Tourist Group. De Westelijke Jordaanoever is niet zo groot, je zoekt best een vaste verblijfplaats als uitvalsbasis om van daaruit je uitstapjes te maken; het openbaar vervoer is erg goed.

De meeste en vooral de meest geëngageerde bezoekers zijn degenen die op solidariteitsreis of vredespelgrimage zijn. Vaak maken ze op het thuisfront deel uit van de solidariteitsbeweging, internationale vakbondsorganisatie of zijn ze activist. Sommigen opteren ervoor om een tijdje te gaan inwonen bij een Palestijns gezin en dan mee te helpen in de olijvenoogst of aan de heropbouw van vernietigde huizen. Opvallend is ook dat sommige NGO-medewerkers – en dan vooral de erg jonge mensen die maar voor enkele maanden blijven – zelf hun aanwezigheid omschrijven als een vorm van gevorderd toerisme.

Onverwachte toeristische sites

Je kunt Palestina niet bezoeken zonder de muur te zien en een checkpoint te passeren. De Israëlische militaire infrastructuur is tot een bezienswaardigheid verworden. Er worden zelfs vanuit Israël excursies georganiseerd om enkel de muur te gaan bekijken. Vind je dit soort uitstapjes vreemd? Ongepast? Of juist erg leerrijk?

Palestina kent veel van die bevreemdende plekken, die eigenlijk erg interessant zijn, maar waaraan een bezoekje met de verkeerde houding net zo goed tot “aapjes kijken”, ramptoerisme of ongepast avonturisme kan verworden. Het is een belangrijke evenwichtsoefening, die je het best kan maken door goed geïnformeerd en discreet te zijn. Een Palestijn die langs een checkpoint moet bijvoorbeeld, vindt dat steevast een vernederende ervaring. Niemand van de bewoners van een vluchtelingenkamp is fier op hun armoede. Moet je daar dan als toerist op staan kijken? Het is goed om te weten hoe deze zaken in de praktijk in hun werk gaan, velen zullen het interessant vinden om met eigen ogen te zien, maar laat die camera maar zitten. Foto’s maken van mensen is op dat moment een eerder lugubere bezigheid; neem enkel discrete kiekjes, tenzij je echt journalist bent.

Niet enkel het macaber spectaculaire militaire machtsvertoon (de muur, wachttorens, checkpoints, road blocks, …) krijgt bekijks, ook de meer kunstzinnige politieke toeristen komen in plaatsen als Bethlehem en Ramallah aan hun trekken. Hier dient de Palestijnse kant van de muur als een doorlopend en vrij canvas voor een van ’s werelds grootste openlucht-gallerijen van street art. De Britse artiest Banksy maakte de meest geruchtmakende werken en is nu een lokale beroemdheid. Ik werd zelfs aangeklampt door een taxichauffeur die me voor te veel geld een rondleiding langs al Banksy’s werken beloofde. De meeste locals vinden het maar een gekke bedoening, niet alle tekeningen en opschriften zijn duidelijk politiek geïnspireerd, er zijn ook opvallend weinig Arabische slogans te bespeuren.

Proef eens een dagje van het leven als activist. En kom daarna misschien terug voor het echte werk. Zoals ik in één van mijn vorige posts reeds aanhaalde, kan je als bezoeker van dichtbij meemaken hoe de dag van een activist eruitziet. Of ga je liever voor het gewaagdere werk? De wekelijkse betogingen in Bel’in – de afscheidingsbarrière scheidt hier illegaal het dorp van haar landbouwgrond – lijken een vaste stop te worden in een rondreis van politiek geëngageerden, vakbondsafgevaardigden en andere solidariteitsbezoekers. Maar de rubberkogels, traangasgranaten en bijhorende opstoten van adrenaline lokken ook hoe langer hoe meer niet-geëngageerde bezoekers. Bel’in is “warfare light”, hoewel niet geheel ongevaarlijk is de kans relatief klein dat er doden zullen vallen. Ik ontmoette er tot mijn ontsteltenis meer dan één adrenalinetoerist, ongeïnformeerde avonturier en zelfverklaarde fotograaf op zoek naar strijdvaardige kiekjes om z´n portfolio mee op te peperen.

En wanneer je na zo´n drukke dag een slaapplaats zoekt, kan je zoektocht in Palestina weer tot onwaarschijnlijke vondsten leiden. Wat dacht je bijvoorbeeld van een guesthouse gelegen ín een vluchtelingenkamp? Je bent welkom in het IBDAA Center in het Dheisheh vluchtelingenkamp van Bethlehem. Gevaarlijk? Helemaal niet, alleen ´s nachts blijf je maar beter binnen, want dan durft het Israëlische leger al eens op bezoek komen.

Wees vrij van exotisme – of noem het oriëntalisme – vergeet de stereotypen (de negatieve én de positieve), en kom met een open en leergierige geest naar dit land van onvoorstelbaarheden. Er is heel wat te leren, het ontvangst zal ongetwijfeld hartelijk zijn, en misschien word je dan wel gebeten door de microbe die reeds zovele bezoekers vóór jou in de ban bracht van Palestina.

Bezoek Palestina,

Dieter Roefs